'TOVERHEKS OP HET BOERENLAND'
DE GEVOLGEN VAN EEN BUITENECHTELIJKE RELATIE IN NEGENTIENDE-EEUWS NIEUWERKERK
Toen Cornells Bom in de vroege morgen van de
16e november 1865 rond zeven uur met een
wagen mest in de buurt van herberg De Wereld
net buiten de dorpskern van Nieuwerkerk reed,
zag hij aan de kant van de weg bij een driesprong
een man liggen'. Onmiddellijk liet hij zijn paard
stoppen, sprong van de wagen en liep naar de
hulpbehoevende persoon toe. Het bleek de 34-
jarige Hubrecht Bal te zijn, die ongeveer tien
minuten verderop bij zijn ouders op een boerderij
woonde. Hij lag in een plas bloed en aan zijn
hoofd had hij verscheidene, nog bloedende
wonden. De koeien die hij naar de wei had willen
brengen liepen nog rond in zijn nabijheid. Cornelis
Bom vroeg wat er gebeurd was, maar hij kreeg
geen antwoord. Hieruit leidde hij af dat Hubrecht
bewusteloos was, wat later inderdaad ook zo
bleek te zijn. Omdat een van zijn paarden schichtig
begon te worden, besloot Bom door te rijden en
de eerste de beste die hij zou tegenkomen, zou hij
naar de boerderij van Bal sturen om de familie op
de hoogte te stellen en hulp te halen.
Enige tijd later zag hij enkele personen naar wie
hij riep dat ze zo snel als ze konden naar de
hofstede van Johannis Bal moesten gaan, omdat
diens zoon gewond aan de kant van de weg lag.
Toen het groepje bij het slachtoffer aankwam,lag
hij op zijn rug. Twee personen gingen hulp halen
op de hofstede. Hubrechts oudste broer Willem,
de dienstmeid Marina Bom, en neef Willem Bal
Joziaszoon gingen mee naar de plek des onheils.
Inmiddels waren daar ook twee arbeiders uit
Zierikzee gearriveerd, die uit de richting Ouwerkerk
waren gekomen en de knecht Pieter Goudzwaard,
die van de andere kant was komen aanlopen.
De houwer waarmee de laatste het land van
Hubrechts vader had bewerkt, hield hij nog in
zijn hand. Met vereende krachten hebben ze de
gewonde opgericht en hem op een slede gelegd,
waarmee hij naar de hofstede werd vervoerd.
Daar aangekomen werd direct genees-, heel- en
verloskundige Johan Kornelis Lette uit Nieuwerkerk
gewaarschuwd, die om half acht al ter plekke was.
De dokter constateerde dat het slachtoffer boven
het achterhoofd een enigszins schuin in dwarse
richting lopende vrij diepe wond en een insgelijks
zware wond op het rechter wandbeen had. Voorts
zag hij enige wonden in het aangezicht, die echter
niet gevaarlijk waren. Ook de wijsvinger van zijn
rechterhand was gebroken.
Omdat alles erop wees dat er een misdrijf in het
spel was, werd besloten om de justitie in Zierikzee
van het gebeurde op de hoogte te stellen.
Herberg De Wereld in Nieuwerkerk omstreeks
1900 (uit: M. G. l/l/esfer/iof e.a., 'Duiveland
zoals het was Zierikzee 1974)
Na het vertrek van dokter Lette vroeg Pieter
Goudzwaard aan Johannis Bal of hij niet een
emmer water zou nemen om het bloed weg te
spoelen. Bal vond dat een goed idee, maar de
herbergier van De Wereld, Johannes Fonteyne, was
hiertegen. Vervolgens ging Pieter Goudzwaard
naar Adriana Bal en vertelde haar dat haar broer
gewond was, waarop deze vroeg: "En gij, wat
hebt gij gedaan?" Pieter gaf toen als antwoord
dat hij om half zeven samen met een viertal
arbeiders Nieuwerkerk had verlaten om het land
te effenen. De arbeiders waren de schuur van de
herberg De Wereld binnengegaan om daar te
werken en hij was alleen verder gelopen naar het
land van haarvader. Diezelfde middag kwamen de
gerechtsdienaren uit Zierikzee op de hofstede aan
om een onderzoek in te stellen.
Het slachtoffer was op 1 april 1831 in Nieuwerkerk
geboren als zoon van Johannis Bal en Johanna
van de Stolpe. Zijn moeder was op 24 mei 1850
4