zijn fijn zand en aardige schelpjes lag beneden ons,
maar oefende zulk eene aantrekkingskracht uit,
dat we het slechts kort op de blonde duintoppen
uithielden. De tocht omlaag was natuurlijk zoo wild
mogelijk: door onze vaart werden onze stappen
reuzenschreden, zakten we tot de enkels in 't zand
zoodat onze schoenen vol ervan zaten, en tuimel
den na een laatsten grooten sprong op het strand,
waarover we nog een eind voortschoven.
In zee dragen
Zooiets viel in den smaak der meisjes wier gegil en
gelach niet te bedaren was. In overmoedige
speelschheid tartten ze ons haar in zee te dragen,
wat te voorzien was dat toch gebeuren zou. Dat
kennismaken met de zwalpende zoute golfjes ont
lokte haar evenwel menig half gesmoord gilletje
en wij met ons drieën jongens hielden ons genoeg
gewroken, toen we door de meisjes allerzoetst en
allervriendelijkst verzocht werden terug te keeren,
wat we dan ook tegen zeker losgeld van haren kant
wel zoo genaadig waren te doen. Maar Zwaantje
scheen het anders te meenen. Hij was waarlijk
door den dollen heen en droeg zijn meisje zoo ver,
dat we waarlijk minder op ons gemak geraakten.
'Zwaantje, jongen!', schreeuwde ik, 'Keer om, 't is
zoo mooi genoeg!' Dat scheen hij eindelijk ook te
begrijpen, want hij keerde terug en aanmerkelijk
verlicht, zagen we den sterken jonkman met zijn
lieven last onze standplaats meer en meer naderbij
komen. Plotseling, terwijl hij zoowat halfweg is,
zien we hem overzij vallen en hooren uit twee
monden een vreeselijken schreeuw, die mij nog in
de ooren galmt als ik eraan denk. Zonder ons te
bedenken, loopen we alle drie gekleed in 't water
en zij wei-dra dicht bij de plaats waar Zwaantje
omviel. Zooals ik aanstonds begreep en nog tijdig
tegen mijne makkers kon zeggen, was hij op eene
derrieachtige plaats gekomen, welker korst voor
den last van twee menschen te zwak was en dus
het steunpunt onder zijne voeten deed wijken.
Half loopende en, zoo goed en zoo kwaad het
ging, half zwemmende, kwamen we geen seconde
te vroeg om beiden op de been te helpen en uit
die gevaarlijke positie te bevrijden.
Geen rollen van het duin
Toen we eindelijk op het droge kwamen, waar de
drie meisjes in doodsangst over ons vissen verkeerd
hadden, waren wij allen vrij wat ontnuchterd. En
ofschoon ik aan de zaak eene grappige wending
trachtte te geven, door te zeggen dat Zwaantje
zijn naam oneer heeft aangedaan en bijna door
eene Westenschouwensche meermin geschaakt
was. Hijzelf durfde nog niet te lachen en van het
traditionele rollen door 't zand, dat anders de met
zeewater min of meer bespatte meisjes wachtte,
kwam toen niets. Ik weet wel dat we heel kalm
het duin opklommen, heel kalm het duin afdaal
den, en ook weer bedaard onzen speelwagen
opzochten, waarin de voerman, dankzij het verlei
delijke druivennat, een dutje deed.
Sander den Haan (ed.)
Voornaamste geraadpleegde bronnen
- Zeeuws Archief, Verzameling De Vos, cat.nr. 49b
(kwartierstaat De Vos-Brandenburg).
- www.zeeuwsarchief.nl (ISIS) (mei/juni 2005).
- P. J. Buijnsters, 'Bellamy en zijn romance Roosje', in:
Roosje en haar nazaten (z.p. 2002) (pag. 13-23).
- Tjaard W. R. de Haan, Nederlandse volksverhalen.
Den Haag 1976.
Noten
1 Oudheidkundige Fredrik Nagtglas heeft het volks
verhaal vastgelegd en in 1853 in De Navorscher
gepubliceerd. Tien jaar tevoren publiceerde
Johann Wilhelm Wolff over 'die Meerminne zu
Schouwen' in zijn Niederlandische Sagen
(Leipzig 1843).
2 Jacobus Bellamy, Proeven voor het Verstand,
den Smaak en het Hart, Utrecht 1784.
3 Dit was de 25-jarige J. C. A. W. Hoek (zie pag.
16-21). Hij kopieerde 'Roosje: Eene vertelling' te
Terneuzen op 26 augustus 1886 (Familiearchief
Hoek, "Tweede deel" (fol. 61vo-64vo). De
grootvader van zijn aangehuwde neven Rinse
en Jan Pieter van Mansvelt, de uit Utrecht af
komstige militair mr. Anthony Jan van Mansvelt
(1757-1829), vervaardigde het hierbij afgedruk
te portret van dichter Jacobus Bellamy.
4 Nicolaas van der Zwaan, geboren Zierikzee
ca. 1745, overleden aldaar 20 augustus 1832
(oud 86 jaar), trouwde Jacoba Daane, geboren
Zierikzee, overleden aldaar 15 april 1815 (oud
78 jaar).
5 Johannes Abraham Blanck, geboren Amsterdam
in of omstreeks 1735, predikant te Zierikzee
1765-1775, overleden Utrecht 16 april 1789.
10