neus en een gezet postuur. Hij was de leider van een groep muzikanten en kunstenmakers onder wie koorddansers. Gommerina bood hem voor 75 cent per dag voor kost en inwoning een achterbo venkamertje aan, waar hij samen met zijn zeven jarige kleinzoontje genaamd Thomas Perez zijn intrek nam. Het kamertje was bereikbaar via een ladder in de woonkamer. Hij vertelde Gommerina dat hij platzak in Zierikzee was aangekomen. Zijn laatste bezittingen had hij moeten belenen bij de metselaar Balten de Wit in Middel harnis, bij wie hij voor zijn komst in Zierikzee huisvesting had geno ten. Ook moest hij hem nog 3 gulden en 50 cent terugbetalen die hij van hem had geleend. Omdat hij voor zijn groep dringend een Turkse trommel nodig had, vroeg hij Gommerina 2 gulden te leen om een gedeelte van de koopsom te kunnen vol doen, die ze hem in goed vertrouwen gaf. Omdat voor de groep ook nog een viool moest worden aangeschaft, kocht hij die de volgende dag bij I. Tachi. Hoewel hij inmiddels 5 gulden, het bedrag van de aankoop, had binnengekregen, kocht hij het instrument op afbetaling daar geld nodig was om eten en drinken voor de kameraden te kopen. Kunstenmakers op het koord in het laatste kwart van de achttiende eeuw (detail van het aanplakbiljet afgebeeld in: 'Inventaris van het archief van het Heilige Geest- of Arme l/l/ees- en Kinderhuis te Leiden 1334-1979' (Leiden 1999)) Op zaterdagavond 8 september wilde Willemina, de twaalfjarige dochter van Gommerina, zich ver kleden. Daarom vroeg zij aan haar moeder de sleutel van het roodgevlamd, geschilderd kabinetje dat op de kamer stond waar Gerard Sinon en zijn kleinzoon hun intrek hadden genomen. Haar moe der droeg de sleutel altijd op zak, omdat in de kast naast de kledingstukken van het gezin de sieraden van haar moeder en een groen beursje met een zilveren knipbeugel werden bewaard. In de beurs werden de dagopbrengsten van de zaak opgebor gen voordat ze naar het grote kabinet op de zol der werden overgebracht. Na het verkleden vergat Willemina de sleutel uit het slot van het kabinet te halen en aan haar moeder terug te geven. Deze had het vanwege de kermis zo druk dat ze er ook niet om vroeg. Daarna wist Gommerina niet beter dan dat ze hem teruggekregen had. Toen de vol gende morgen Willemina zich weer wilde verkle den en haar moeder het geld naar het kabinet op de zolder wilde overbrengen, gingen beiden naar het bovenkamertje. Daar aangekomen, ontdekten ze dat de sleutel nergens te vinden was. Met veel moeite wisten moeder en dochter met een andere sleutel de kast toch open te krijgen. Gommerina haalde de beurs eruit, en het viel Willemina met een op dat hij lichter was dan voorheen. Maar haar moeder stelde haar gerust door te zeggen dat haar vader er wellicht wat geld uitgehaald had. Zonder enig vermoeden te hebben van wat er was gebeurd, ging de beurs naar de zolder. Pas op woensdagmorgen 12 september, toen er weer geld in gestopt moest worden en er geteld werd, bleek in het geldzakje in plaats van ruim 75 gulden maar 30 gulden te zitten; een verschil dus van meer dan 46 gulden! Toen pas rees het ver moeden dat er gestolen was. Gommerina ging onmiddellijk naar het vurenhouten kabi netje op het achterbovenka mertje om te zien of moge lijk nog meer was ontvreemd. Daar ontdekte ze dat uit het doosje waarin haar bloedkoralen halssnoer werd bewaard, het gou den spiegelslot van het snoer was af getrokken en verdwenen. Uit een doosje uit een lade miste ze twee gouden ringen. Ook bleek een gouden doekspeldje van haar dochter verdwenen te zijn dat op een theeblad op een ladenkastje in het benedenvertrek had gelegen. Dat ook een kluwen wol en een vingerhoedje was verdwenen, had ze niet in de gaten. Het vingerhoedje miste ze pas zes weken later toen Willemina het nodig had om te naaien. Omdat naast de familie alleen Gerard Sinon toegang tot het bovenkamertje had, viel al vrij snel de verdenking op hem. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2006 | | pagina 12