UUT DE PEPIEREN'
ARCHIEFBRONNEN OVER HET DAGELIJKS LEVEN OP SCHOUWEN-DUIVELAND
Generaal Johannes van den Bosch richtte in 1818,
met steun van koning Willem I, de Maatschappij
van Weldadigheid op. Hij wilde iets doen aan de
armenzorg en volksontwikkeling. Na de Bataafs-
Franse Tijd met zijn oorlogen en economische
blokkade, kende men in Nederland grote armoe
de. Het was de sociaalbewogen Van den Bosch
die van plan was door verschaffing van werk,
levensonderhoud en onderwijs de behoeftige
medemens op te beuren en tot eene hoge
re beschaving, verlichting en werkdadigheid op te
leiden". In Drente en Overijssel werden daartoe
speciale nederzettingen gesticht: de zogenaamde
Koloniën van Weldadigheid.
Al spoedig na de stichting van proefkolonie
Frederiksoord door de Maatschappij, in 1818,
volgden de koloniën Willemsoord, Wilhelminaoord
en Boschoord. In de koloniedorpen werden enke
le honderden, voor die tijd goede, stenen kolo
niehuisjes gebouwd. Ook verrezen daar fabrie
ken, scholen en kerken. Uit alle provincies werden
gezinnen naar de koloniën opgezonden. Onder
leiding van vrijgestelde onderofficieren van de
landmacht werden de gronden ontgonnen. De in
speciale kleding gestoken 'kolonist' kon zich uit
eindelijk opwerken tot 'vrijboer'. Als men deze
status had bereikt, mocht men het toegewezen
boerenbedrijfje zelf beheren.
In 1823 werd gestart met de opvang van bede
laars en landlopers. Grote gestichten, de zoge
naamde dwang- of strafkoloniën in Ommen en
Veenhuizen, dienden ter huisvesting. Voor deze
personen was het vroegere fort De Ommerschans
in het Overijsselse Ommen bedoeld. Cornelis
Serierse, een voormalige bewoner van het eiland
Schouwen-Duiveland die wegens bedelarij daar
omstreeks het midden van de negentiende
eeuw moest verblijven, zag kans te "deserteren".
Eenmaal in vrijheid dreven trouwplannen hem
tot een hachelijke onderneming: het richten van
een brief aan de burgemeester van zijn vroegere
woonplaats Zierikzee. Cornelis schrijft:
Veennedaal, 29 jaannury 1855.
Weledele heer, mij verzoek is vrienlijk haan uwel-
edele heer, om mij papieren om te kunnen trou
wen, want ik heb een meisje met een kint, die ik
graag wouw trouwen hen nu is verzoek vriende
lijk haan uweledele heer dat zoo goed wilt zijn en
verzoek han mijn burgenmeter, om mijn papieren,
doopselen en doodakte van vader en moeder, en
een hakte van onvermoogen, en memeer wees
zoo goet en geef die haan mijne zuster Jakoba
Witte, dan kan zij mijn die sturen.
U onderdanigge dienaar die zig noet,
C. Serierse
En inderdaad kwam de overheid door het schrij
ven in actie. Een oplettende ambtenaar ten stad-
huize herkende zijn naam van een meer dan een
jaar oude missive van de commissaris des konings.
Voor de begeerde huwelijksvoltrekking benodig
de bescheiden werden niet vervaardigd. In plaats
hiervan ging er een brief naar 's konings vertegen
woordiger in Zeeland, met de volgende medede
ling:
Zierikzee, 14 february 1855.
Naar aanleiding uwer missive van 7 december
1853 hebben wij de eer te berigten dat ons
ter kennis is gekomen dat C. Serierse, indertijd
uit de Koloniën gedeserteerd, zich te Veenendaal
ophoudt.
Burgemeester en wethouders van Zierikzee,
[w.g.j B. Cau, voorzitter
C. de Jonge, secretaris
Cornelis Serierse is mogelijk gearresteerd en weer
opgesloten in Ommen. Pas zo'n vijfjaar later kon
hij in het huwelijk treden. Hopelijk was bruid
Klaartje van Houten ook de toenmalige geliefde
en moeder van zijn kind!
27