verblijf daar niet lang. Na zes weken kregen we
onderdak bij de familie Kroon in 's-Graveland.
Daar had Jet Viergever-Hamer, een vriendin van
mijn ouders, voor gezorgd. Weer was alles anders.
Dit huis stond midden in een natuurgebied met
eiken, beuken en kastanjes, en veel soorten vogels
die in Zeeland niet voorkwamen. Spechten bij
voorbeeld. Je kon er heerlijk spelen, het was het
Walhalla voor een Zeeuws jongetje als ik. In
augustus keerden we terug en trokken we in een
arbeiderswoning van boerderij De Buijsse in het
zuidelijkste puntje van Bruinisse. Zo waren we
weer dicht bij huis en kon vader beginnen om de
boel weer op poten te zetten. Een jaar lang gin
gen we in Bruinisse naar de lagere school. De pol
der werd langzamerhand leeggepompt. Met mooi
weer gingen we mee naar de boerderij en wisten
ons goed te vermaken, met het varen over
stroomgeulen op het land en hutten bouwen van
de aangespoelde rommel. Vissen was ook een
geliefde bezigheid. In alle plassen zaten modder
vette scharren en botten, we hoefden ze er alleen
maar met de hark uit te halen, zo gemakkelijk
ging dat. Dan kwamen we voor de zoveelste keer
thuis met een emmer vis. Soms waren ze zo groot
dat ze niet in de koekenpan pasten. Dan was
moeder er niet zo blij mee Op den duur hervat
te het gewone leven weer zijn gang en gingen we
terug naar Oosterland en onze oude school. De
ramp had in mijn klas geen slachtoffers geëist, de
groep was weer compleet."
Hoe ben je betrokken geraakt bij het museum?
"De opstartfase is aan mij voorbijgegaan. Ik werk
te buiten het eiland en had het heel druk. Toen dat
echter afliep ontstond er bij mij behoefte om
plaatselijk iets te gaan doen. De ramp is een inte
ressant onderwerp en ik besloot in 2001 om me
bij de vrijwilligers van het Watersnoodmuseum
aan te sluiten. Ik ben begonnen met te doen wat
het eerste nodig was, zoals foto's scannen, verha
len kopiëren en lamineren. Dat zijn de boeken
geworden die op de leestafel liggen. Er kwamen
steeds meer verhalen en artikelen onze kant uit.
Tientallen weekbladen schreven regelmatig over
de ramp, we bezitten nu ongeveer 700 verschil
lende kranten. Ook hebben we een uitgebreide
bibliotheek opgebouwd, over het thema waters
nood is ontzaglijk veel geschreven. Zowel in de
vorm van geschiedschrijving als romans en kinder
boeken. Op den duur waren er steeds meer din
gen te doen. Voorzitter Ria Geluk kreeg het druk
en ik ging taken van haar over nemen."
Wanneer ben je voorzitter geworden?
"In 2003 waren er uitbreidingsplannen voor het
museum in de overige caissons. Ria Geluk zet
graag iets op poten en heeft daar veel werk mee.
Zodoende heb ik haar taak gedeeltelijk overgeno
men. Ik besteed er zeker 20 a 30 uur per week
aan. Het is veel vergaderen, regelen, inleidingen
houden en contacten met de pers onderhouden.
Wat ook regelmatig voorkomt is dat mensen iets
aanbieden waarvan ze denken dat het museum er
iets aan heeft. Dan moet beoordeeld worden of
het wel of niet bruikbaar is."
Schoof beseft dat het nodig is om te delegeren,
want de organisatie is te groot geworden om het
werk alleen af te kunnen. Er is bijvoorbeeld een
educatiecommissie die zich op de schooljeugd
richt. Zij hebben onder andere een zeer succesvol
le speurtocht door het museum ontworpen, die
kinderen met de leerkracht met hun ouders kun
nen doen. Voor het samenstellen van wisselexpo
sities is er weer een andere groep. Eén persoon
houdt de registratie van de voorwerpen bij, wat
nodig is om een geregistreerd museum te worden.
Waarschijnlijk levert dat op den duur subsidie op.
De webmaster houdt de website bij in vier talen.
Er is een suppoosten- en een onderhoudscommis-
sie werkzaam en het streven is om een speciale
public relations commissie op te richten. Al met al
verzetten deze vrijwilligers bergen met werk. "We
kunnen beslist niet zonder die grote groep men
sen die een gedeelte van hun vrije tijd aan het
museum spenderen", benadrukt Schoof.
Hoe reageren de bezoekers op de tentoon
stelling?
"We hebben een gastenboek liggen en daarin zijn
alleen positieve beoordelingen te lezen. Of er ook
mensen zijn die er anders over denken, weet ik
niet. In het begin raakten er nog wel eens bezoe
kers geëmotioneerd, dat wordt zo langzamerhand
minder. Toch raakt men over het algemeen onder
de indruk door de gebeurtenissen in 1953. De
presentatie wordt gemiddeld zeer gewaardeerd.
De leeftijd en achtergrond van de gemiddelde
bezoeker is in de jaren veranderd. Eerst kwamen
er vooral slachtoffers en hulpverleners, dus oude-
14