zeventiende en achttiende eeuw geen minimum vereisten gesteld. Veelal waren het de zonen van chirurgijns die bij hun vader in de leer gingen en vervolgens hun opleiding voltooiden bij een van diens collega's. De opleiding was derhalve praktijkgericht. Bij het Zierikzeese Cosmas en Damianusgilde10 werd nauwkeurig opgetekend welke leerling bij welke meester zijn opleiding ontving. Een en ander geschiedde met het oog op de nodige afdrachten aan het gilde. Na verloop van enkele jaren konden leerlingen hun praktijk examen bij het gilde aanvragen. Dit examen was drieledig van aard en werd afgelegd ten overstaan van een examencommissie bestaande uit een of meerdere stadsdoctoren, de deken van het gilde en enkele ommelopers. Het eerste examen was theoretisch van aard en behandelde de anatomie. In het daarop volgende examen werden de zoge naamde "manuele operatiën" behandeld. Volgens de beschrijving van het examen, zoals dit in 1765 en 1766 werd afgelegd door Anthony Juin, ging het om het stellen van het trepaan, het ver richten van een amputatie en het verbinden van een meervoudige breuk." Tenslotte omvatte het derde examen de flebotomie ofwel de aderlating, waarbij bloed van de patiënt werd afgetapt door middel van insnijding van een ader. Nadat alle exa mens met goed gevolg waren afgelegd, diende de kandidaat een eed af te leggen en ontving hij van het gilde een verklaring waarmee hij zich als nieuw chirurgijn en vrijmeester kon vestigen. De Middelburgse chirurgijn Johannes Verbrugge deelt ons in 1768 mee dat een goede chirurgijn tevens moest kunnen beschikken over een vaste hand, met vingers die "dun, lankagtig en seer gevoelig" zijn. Tevens moesten hun "woorden sijsagt en vriendelijck met een aengenaem en beset wesen, niet al te blijmoedig om dat se de patiënten midden in haer pijn en elende mishaegt, ook niet te droegtroostig, omdat een soodanig wesen haar menichmaal een vreese en bekomme- ringe aanjaegt."12 Over de wijze waarop chirur gijns in Zierikzee hun beroep uitoefenden is vrijwel niets gedocumenteerd. Hetzelfde lijkt te gelden voor hun inkomsten, aangezien tarievenlijsten voor de door hen geleverde diensten ontbreken. Zo valt te constateren dat de chirurgijns die praktijk hielden in de forten Lillo en Liefkenshoek, een jaar inkomen genoten van 8 ponden Vlaams en dat zij daarnaast circa vier stuivers (Brabants geld) voor Het Onze-Lieve-Vrouwegasthuis te Zierikzee bestond reeds in de veertiende eeuw en werd in 1814 gesloopt. In het Gasthuis werd in 1768 een kamer ingericht voor het openbaar onderricht in de anatomie. Thans resteert enkel het bijbeho rende kerkgebouw met later toegevoegde beurs (kopergravure Hendrik Spilman naar een tekening van Cornells Pronk (1691-1759) uit 1745; Zeeuws Archief, coll. Zelandia lllustrata van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen) een ziekenbezoek in rekening konden brengen.13 In dit geval gaat het echter om door de overheid aangestelde chirurgijns en niet om gewone vrij meesters die een vast traktement moesten ontberen. Lector Een belangrijke bijdrage aan de medische kennis op Schouwen-Duiveland werd in 1768 geleverd. Wellicht in het kielzog van een in de achttiende eeuw toenemende belangstelling in de medische wetenschap, besloot het Zierikzeese stadsbestuur een lector in de 'Anatomica, Chirurgia et artis Obstetricandi' aan te stellen. Mogelijk dat de komst van een lector ook binnen de academisch pretenties past die tot dan toe in Zierikzee hadden geleefd. Vanaf 1756 heeft men getracht om in deze stad een universiteit te vestigen.14 Daarnaast zullen prestige overwegingen zeker een rol heb ben gespeeld bij de onderhandelingen, immers in Middelburg en Rotterdam werden reeds anatomi sche lessen gegeven.15 Daarnaast lijken in dit ver band de contacten tussen Zeeland en Engeland van belang. In Engeland vonden belangrijke medi sche ontwikkelingen plaats die door intensieve contacten ook in Zeeland voet aan de grond kre gen. Ook lijkt een kruisbestuiving te hebben 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2007 | | pagina 18