'eigen-handel' op na te houden om te kunnen
blijven bestaan, omdat zij konden bogen op een
groter achterland met een groter afzetgebied,
meestal met -opkomende- industrieën, waar ook
de nodige goederen voor werden vervoerd.
De eigen-handelschippers waren dus over het
algemeen gevestigd in de kleinere plaatsen.
In tegenstelling tot de particuliere schipper woon
de de beurtschipper aan de wal en voer er een
zoon of zetschlpper op het beurtschip. Meestal
lag het schip zelfs letterlijk voor de deur en had
den ze naast de woning of op de kade een pak
huis.
Van zeil naar motor
Duidelijk is dat er eeuwenlang werd gezeild. De
beurtvaart ontkwam niet aan de gevolgen van de
industriële revolutie, die in de tweede helft van de
negentiende eeuw ook in Nederland haar intrede
deed. Op een gegeven moment moesten de
zeilen worden gestreken en een motor in het
schip geïnstalleerd worden.
Afgezien van een aantal, meest grote, lijnvaarton-
dernemingen heeft Zeeland weinig particuliere
stoombeurtschepen gekend. Ze waren duur in
exploitatie en bovendien nam een stoommachine
met ketel veel ruimte in op de toch al krap beme
ten beurtscheepjes. 'Krap bemeten' moesten ze
wel zijn omdat er voor de meeste ligplaatsen te
Rotterdam een maximale lengte gold van 23
meter. De grootste 'moderniseringsgolf' vond
plaats tussen pakweg 1905 en 1925. Meestal
werd het zeilschip van de hand gedaan en kwam
er een nieuwgebouwd motorschip. Een klein aan
tal beurtschippers liet hun zeilscheepje motorise
ren en niet zelden tegelijkertijd ook verlengen. Het
zeiltuig werd vaak -ook op de nieuwe motorsche
pen- nog in ere gehouden.
Doorgaans lag het laadvermogen rond de 90 ton,
met uitschieters naar boven en beneden.
Detailopname van een zeekaart van het huidige Dijkwater. De dijk die na de ramp van 1953 werd aan
gelegd staat er al op geprojecteerd. De haventjes van Dreischor - De Beldert genaamd - Stevensluis en
het haventje van Sirjansland - De Staarte genoemd - kwamen hiermee te vervallen (foto collectie auteur)
9