(foto privé coll. auteur)
verdwenen smidse onderaan de Stekelstraat zit.
In 1843 wordt die smederij, met de tuin, voor
2200 gulden doorverkocht, en komt Frans
Goosen er in. Frans vertrekt met zijn familie naar
Amerika, waarna Gerard Goosen de smederij
voortzet. In 1861 erft de vrouw van Gerard wat
land, waarop Gerard besluit de smederij te verko
pen, maar hij houdt wel de tuin en bouwt daar
een huis met schuur voor zichzelf, het "spulletje"
nummer 100 bis. Dit is de eerste keer dat er op
Ooststraat 5 wordt gewoond.
Op 30 januari 1882 wordt er een openbare ver
koping gehouden, de sectie wordt in aparte kavels
aangeboden: een woonhuis, varkenshok en
hof, groot 287 centiare en een schuur met erf,
groot 713 centiare; de beide kavels samen
worden gekocht door landbouwer FHendrik van
Nieuwenhuijzen voor 1625 gulden. De erven Van
Nieuwenhuijzen verkopen het in 1893 aan Giljam
Flikweert J.P.zn. voor 2200 gulden.
In de periode dat Flikweert eigenaar is dient
de schuur regelmatig een zeer bijzonder doel:
de ruimte wordt gebruikt ter vervanging van de
zogenaamde Glazenzaai van de Bakkeriaanse Ge
meente, waarvan Flikweert op dat moment lid is.
De volgende eigenaresse is Klazina van de Zande,
weduwe van Cornelis Zeijler, die het bestaande
huisje en schuur laat slopen, en het is haar der
tienjarig neefje Nicolaas van Westen die in juli
1907 de eerste steen mag leggen van het nieuwe
huis. De erven van Klazina verkopen op 30 januari
1932 het huis aan smid Willem Machiel Kesteloo.
Eigenlijk gaat het om een verkoop bij inschrijving,
maar Willem zegt: "Ik gin tied om zo'n briefje te
schrieven, ma ik geve onderd gulden meer as t'n
oagste bieêr".
Op deze, mogelijk niet geheel eerzame, wijze
wordt de verkoop geregeld: het hoogste bod is
4100 gulden, en Willem wordt dus voor 4200 gul
den eigenaar. Daarmee is het stukje uit het
"Appelboomweitje" na 200 jaar weer terug bij de
smid van het Straetpad.
Rampspoed
In 1944 komt het huis leeg en in het water te
staan als gevolg van de evacuatie en de Duitse
inundaties van Schouwen-Duiveland. Tijdens de
ramp in 1953 blijkt duidelijk dat het huis naast
een oude geul of stroombaan ligt. Het water komt
zo snel dat Willem Kesteloo en de twee mensen
die bij hem inwonen, Daniel Viergever en diens
vrouw, snel naar boven moeten. Als het water
later tot aan de zolder komt zetten ze een tafel,
met daarbovenop stoelen, onder het dakraam en
gaan daar op zitten. Doordat de binnenmuren en
de achtergevel instorten zakt de zolder en durven
ze daar ook niet te blijven, ze klimmen op het dak.
Viergever en zijn vrouw nemen een wanhopige
beslissing, ze denken over het wrakhout naar het
dorp te kunnen lopen, zakken er doorheen en ver
drinken.
De daaropvolgende ochtend ziet Kesteloo dat het
water gezakt is en hij gaat over de restanten van
de trap naar beneden, maar het water is nog te
hoog, het komt nog tot op z'n borst. Nat en koud
wacht hij tot het water nog wat verder gezakt is
en eindelijk ziet hij dan kans om zich door alle drij
vende rotzooi heen naar de hoger gelegen smede
rij te worstelen, waar zijn zoon woont. Hij wordt
de trap opgeholpen en met droge kleren tussen
twee vrouwen in bed gelegd om wat op tempera
tuur te komen. Aan dit uiterst hachelijk avontuur
hield Kesteloo lichamelijk niets over. Wel vormden
deze belevenissen voor hem aanleiding om de
Bijbel opnieuw te herlezen, op zoek naar ant
woorden op hetgeen hem en vele anderen is over
komen.
Ondanks de geweldige schade aan het huis, waar
van alleen nog de voorgevel en een zijgevel met
het dak enigszins bruikbaar zijn, laat Willem het
toch opknappen. Ook na Willem's overlijden blijft
de woning familiebezit, doordat deze respectieve
lijk door zoon Jan en later door diens zoon Wim
wordt aangekocht. Deze woning aan de
Ooststraat is hiermee na 46 jaar nog steeds ons
thuis, gezellig aan de rand van het oude
Nieuwerkerk.
13