aangesteld". De beurtvaart kon haar bevoorrechte
positie dus behouden, omdat de Fransen vreesden
dat afschaffing tot grote economische schade zou
leiden. Toen de Franse tijd ten einde was kwamen
de gilden niet meer terug, maar kon de beurtvaart
toch haar bevoorrechte positie behouden.
Met de Wet Openbare Middelen van Vervoer
kwam in 1880 definitief een eind aan de monopo
liepositie van de beurtvaart. Deze wet bepaalde
dat wie een beurtdienst wilde oprichten daarin vrij
was en zonder voorafgaande toestemming zijn
gang kon gaan. Wie daartoe overging kon dat
doen na afkondiging te hebben gedaan in een
dagblad, en een afdruk van dat dagblad gezon
den te hebben aan het dagelijks bestuur van de
desbetreffende gemeente. De rechten en vergun
ningen van bestaande beurtdiensten bleven ech
ter onaangetast. Een soort vergunningstelsel -met
door gemeenten uitgeschreven vergunningen-
bleef dus kennelijk bestaan.
De Wet op de Evenredige Vrachtverdeling
Tijdens de crisis, begin jaren dertig van de vorige
eeuw, begon de roep om overheidsbemoeienis
ten aanzien van de binnenvaart steeds luider te
klinken. Resultaat daarvan was de Wet op de
Evenredige Vrachtverdeling die op 5 mei 1933 van
kracht werd. Voor de beurtvaart had deze wet
positieve gevolgen: voor het eerst sinds 1880 was
men weer aangewezen op een vergunning. De
uitvoering van de Wet werd door de Kamers van
Koophandel in handen gelegd van bevrachtings
commissies. Deze regeling had tot doel de beurt
vaart als het ware tegen zichzelf te beschermen.
FHad men dit niet gedaan dan zou de kans groot
geweest zijn dat talloze 'wilde' (particuliere) schip
pers zich ook op de beurtvaart zouden storten,
met als gevolg dat de crisis ook in de beurtvaart
zou toeslaan. Voor de beurtvaart betekende dit
dat zij niet zoveel van de crisis te lijden had als de
schippers in de particuliere vaart. In twintig plaat
sen in Nederland werden bevrachtingscommissies
ingesteld, die tot taak hadden de aangeboden
lading te verdelen onder geschikte schepen.
Op toerbeurt kon een schipper een vracht tegen
een bepaald minimumtarief aannemen. De rege
ling gold alleen voor binnenlandse bevrachtingen,
voor buitenlandse bevrachtingen was men aan
gewezen op particuliere bevrachters. De beurt
vaart bleef echter vrij van de verplichting 'over de
beurs' te varen, zoals dat al gauw genoemd werd.
De Wet op de Evenredige Vrachtverdeling moest
van tijdelijk aard zijn; ze was bedoeld om de nood
van de binnenschippers te lenigen in afwachting
van betere tijden. Het zou echter anders uitpakken:
de 'beurs' bleef tot 1 december 1998 bestaan.
De Tweede Wereldoorlog
Op 15 mei 1940 vierden de Duitsers met een groot
se intocht te Amsterdam hun overwinning.
Nederland moest rijp gemaakt worden voor het
Nationaal-Socialisme en daartoe trachtte de bezet
ter op iedere Nederlandse organisatie grip te krij
gen. Ook de beurtvaart ontkwam daar niet aan.
Iedere schipper werd verplicht bij een Belangen
organisatie aangesloten te zijn. Voor de beurtschip
pers betekende dit dat zij verenigd moesten worden
in het Nederlandsch Binnen-vaartbureau (N.B.B.).
De bevrachtingscommissies werden afgeschaft,
alleen de secretariaten bleven over en deze kwa
men onder toezicht van de Rijksverkeersinspectie.
Het N.B.B. moest voor de beurtvaart de afvaarten
en routes vaststellen en daartoe kwamen er traject-
lijsten en trajectcommissarissen.
Het N.B.B. kreeg ook al vrij snel te maken
met brandstofschaarste. De beurtschippers kon
den voor hun traject een bepaalde hoeveelheid
olie toegewezen krijgen en moesten, indien voor
handen, gebruik maken van een sleepregeling.
Over de Zeeuwse wateren kwam er met vijf sleep
boten een soort 'sleepschema': tweemaal daags
Wemeldinge-Rotterdam v.v. en tweemaal per week
op Middelburg. Maatregelen die een brandstofbe
sparing van 20-25% moesten opleveren. Een sleep
boot sleepte maximaal twaalf schepen, zesmaal
twee naast elkaar. In het begin van de oorlog kon
er nog overdag gevaren worden, maar toen de
beschietingen door (Engelse) vliegtuigen toenamen,
werd er enkel 's nachts gevaren. Eind 1943 werd
ook dit te gevaarlijk, waardoor er alleen nog in kon
vooi gevaren kon worden, onder bescherming van
Duitse patrouilleboten met luchtafweergeschut.
Na de Dolle Dinsdag van 5 september 1944, toen al
spoedig een groot deel van Zeeland bevrijd was,
werd er -op een enkele uitzondering na- vrijwel niet
meer op 'Holland' gevaren. De bezetter heeft wei
nig beurtschepen gevorderd, omdat ze voor zijn
doeleinden te klein waren. Aan het eind van de oor
log veranderde dat. Er werden toen toch nog een
aantal beurtschepen in beslag genomen, niet
7