EEN BEKENDE NEDERLANDER TER DOOD
GEBRACHT IN ZIERIKZEE
Betty Blikman-Ruiterkamp
in de achttiende eeuw liet een algemeen bekende
Nederlander het leven op het Zierikzeese schavot.
Zijn naam klinkt u vast bekend in de oren: Jan Rap.
"Jan Rap en zijn maat" is niet zomaar een uitdruk
king, maar stoelt op een man die werkelijk heeft
bestaan, in Zierikzee. Over de persoon van zijn
maat in de uitdrukking blijven we in het ongewis
se. Samen zijn zij de belichaming geworden van
gespuis of slecht volk.'
Jan Machielse Rap was afkomstig uit Made, maar
voer regelmatig met zijn scheepje "de Jonge
Maria" van Zeeland naar Arnhem om daar zijn
handel, zoute vis, te verkopen. Hij kwam op
18 mei 1777 vanuit Goes naar Zierikzee. Jan Rap
hield van een borrei en ook een vechtpartijtje viel
altijd bij hem in de smaak. Op beide zaken werd
hij getrakteerd toen hij 19 mei een bezoek bracht
aan de herberg "het Groenewoud", net buiten de
Noordhavenpoort. Daar ontstond een vechtpartij
en Jan kon het niet laten om zich er mee te
bemoeien. Hij raakte in gevecht met onderschout
Adriaan Corbeel, waarbij hij deze een steekwond
toebracht. Daar bloedde Corbeel aan dood, zodat
Rap een moord op zijn geweten had. Hij is dezelf
de nacht al vertrokken met zijn boot en, ondanks
het feit dat er 100 gouden dukaten beloning was
uitgeloofd, duurde het tot oktober eer hij werd
gearresteerd, in de buurt van 's Hertogenbosch.
Op 14 oktober werd hij in het Gravensteen in
Zierikzee veroordeeld tot de doodstraf, welke op
16 mei 1778 daar voltrokken zou worden. Het
vonnis luidde als volgt:
En is't voorschreve vonnis van den navolgende inhoud en alhier geinserveert. Den 4 mei 1778
Also Jan Machielse Rap alias van der Made, oud 34 jaren geboortig te Made, laatst gewoond hebbende bin
nen deze stad en thans gedetineerd ten 's Gravensteen alhier, zig niet heeft ontzien om wanneer wijlen
Adriaan Corbeel in qualiteit als onderschout dezer stad op den 19 mei 1777 bij gelegenheid van de Pinxter
zich begeven hebbende in de herberg het Groenewoud buiten dezer stad ter voorkoming van alle insultes en
vegterijen, des nagts tussen elv en twaalv uuren enige ontstane rusie tusschen Arnoldus Bosscher en Cornelis
van Opdorp op versoek van den hospes [herbergier, red.] Flip Dito hadde getragt te stillen en den voorn.
Bosscher eerst in 't vriendelijke gerecommandeerd hebbende zig stil te houden, voorts dezelve ook metter
daad hadde gecorrigeerd, ofschoon hem gedetineerde geenszins concernerende [betreft, aangaan] wat voorn,
schout in voegen voorschreve in officis verrigte denzelve egter daar over in drift niet alleen kwaadaardiglijk
te reprocheeren [verwijten of wraken] maar ook denzelven bij den arm te grijpen. Dat daarop de genoemde
schout hem gedetineerde, mede aangevat en agterover op den rug tegen de grond geworpen en alzo gede
tineerde vervolgend heimelijk zijn mes uit zijn zak had gekregen en daarmede met veel force den gemelden
onderschout Adriaan Corbeel in het voorste gedeelte van de rechter dije zeven dwarse vingeren boven de
knie eene wonde toegebracht ter grootte van een halve duijm, regt doorgaande naar 't agterste en midden-
ste gedeelte van de dije, daar uit komende met een wonde ter grootte van omtrent een halve duijm waar aan
dezelven ten half drie uuren daaraanvolgende reeds was overleden. Welk snoot en detestabel [verfoeilijk]
bedrijf aan een bediende van Justitie gepleegd zoo uit de eigene confessie van den gedetineerde buiten pijn
en banden van ijzer, als ook uit de verdere overlegde stukken den regter genoeg zijnde bewezen in een land
van goede politie en justitie niet kan worden getollereerd, maar in tegendeel ten afschrik van anderen rigou-
reuselijk behoorde te worden gestraft.
Zoo is 't dat Burgemeester en Scheepenen doende recht uit naam ende van wegens de Graafelijkheid van
Zeeland condemneeren [veroordelen] den gedetineerden om te worden gesteld in handen van den scherp
rechter op een schavot voor den 's Gravensteene alhier opgerecht met den koorde 2 te worden gestraft, dat
er de dood na volgd, dat voorts zijn lichaam zal worden gebragd naar de buitengalg en aan dezelve opgehan
gen tot aas der vogelen en verteeringe des luchts, en condemneren de gedetineerde in de kosten en misen
der Justitie.
16