aan de zuidkant van het Brouwershavensche Gat
twintig schepen op de Banjaard; aan de noord
kant zeven. De toegangsgeul loopt dan ook vlak
langs de zandbanken en ondiepten van Noord-
Schouwen.
Voor de duinkust van Schouwen en Goeree strek
ken zich de zandbanken Banjaard en Ooster(zand)
meer dan 10 km. in zee uit. Ze worden begrensd
door de dieptelijn van 8 meter. Tussen deze zand
banken moet de stuurman van een schip de geul
naar binnen vinden. Daartoe moet hij eerst de
zogenaamde uiterton aan het begin van het
Brouwershavensche Gat opzoeken. Overdag is die
zwarte ton duidelijk zichtbaar: voor de donkere
nachten staan er vuurtorens op de kust. Sinds
1848 is dat allereerst de vuurtoren van West-
Schouwen bij Haamstede. Met behulp van een
groot lattenrooster of scherm op het duin is een
lijn naar de uiterton te trekken. Dat heet op de
zeekaart: 't Draai licht in 't Scherm'. Voor extra
begeleiding van de gevaarlijke geul de Schaar van
Renesse, vlak langs de kust van Noord-Schouwen,
plaatste het Loodswezen eveneens in 1848 een
klein licht in de Noordduinen, het Verklikkerlichtje.
Al snel heetten die duinen de Verklikkerduinen.
Vanaf de uiterton voer het schip dan het
Brouwershavensche Gat in: daarvoor dienden de
twee vuurtorens van Renesse. Aanvankelijk
bevond zich daar een houten kaap met toplicht
maar die brandde in 1855 af. Sinds 1856 stonden
aan de kust bij Renesse de zgn. IJzeren Toren en
de zgn. Steenen Toren. Voor een stuurman gold
toen: de beide torens van Noord-Schouwen in
eikander. Het schip kon dan met voldoende water
onder de kiel binnenvaren. Door het verleggen
van de geul in zuidelijke richting na 1900 moest
de koerslijn naar de uiterton worden verlegd. De
vuurtorens van Renesse verloren toen hun functie
en werden in 1915 en 1916 afgebroken. In 1915
plaatste men aan het einde van de Scholderlaan
op het duin een open ijzeren lichtopstand, die er
tot 1933 heeft gestaan. In combinatie met dat
baken functioneerde het 'kleine lichtje' aan het
einde van de Oude Moolweg, dat ook in 1915
werd gebouwd.
Na het vinden van de uiterton volgde het schip de
witte tonnen aan de noordrand van de Banjaard,
dus aan stuurboordzijde en de zwarte tonnen aan
bakboordzijde. Deze tonnen lagen 10 kabelleng
ten van 2,5 km uit elkaar. Dat zijn de tonnen, die
IJzeren lichtopstand, seinpaal en het kleine lichtje ten
noorden van Renesse langs het Brouwershavensche
Gat (ca. 1920).
Foto: Van Immerzeel, collectie T.W. Rosmolen.
in het Tonnenmagazijn in Brouwershaven werden
onderhouden. Op weg naar de Reede van
Brouwershaven was er ook nog een lichtopstand
aan het einde van de Langendijk, bij de
Ossenhoek. Op de zeekaarten uit de 19de eeuw
staan ook andere merktekens op de kust aange
geven die de stuurman konden helpen, zoals
kerktorens. Belangrijk was het over een laag stuk
duin te kunnen kijken en dan de kerktoren van
Noordwelle te zien. Die Laagte was een zwak en
laag kustvak, waarachter de zanddijkjes van de
Rijkszeewering Oude Hoeve waren aangelegd.
Naast al deze kustlichten en -lichtjes stonden er
ook nog seinpalen, waarin bij harde wind en
storm waarschuwingstekens werden gehesen.
Dat waren een grote bal en een grote kegel, die
werden bewaard in een schuurtje naast de sein
paal, waar ook de petroleumlantarens waren
opgeslagen. Dat was het zogenaamde Bollen-
huisje. Bij flinke wind werd de stormbal gehesen
(stormsein 1), bij storm de stormkegel (stormsein
2). De hanglat van de seinpaal stak uit in noord
oostelijke richting: anders sloegen de bollen bij
zuidwesterstorm tegen de seinpaal kapot. Dat
was bij goed zicht overdag. In de avond hees de
lichtwachter een stormla'ntaren in de seinpaal. Er
waren geen andere lichten in de donkere nachten
en het zwakke licht van de lantaren pinkelde dan
in het donker. Op de noordkust van Schouwen
stonden vanaf het midden van de 19de eeuw drie
van deze seinpalen, die we nu van west naar oost
bespreken.
25