kwam het al op naam te staan van beurtschipper
P.A. de Munck te Yerseke, die met dit schip vanuit
Yerseke en later vanuit Goes beurtdiensten op
Rotterdam onderhield. Rond 1975 werd het de
YE 32 en sedert oktober 1981 werd het de TX 55.
De Koophandel III, 1908/Boot, Alphen aan den
Rijn/103 ton/60 pk Hollandia, werd in 1920 aange
kocht. Toen het beurtvaren op Dordrecht/
Rotterdam voor Ribbens steeds minder werd,
heeft het nog een aantal jaren als huurschip voor
de West-Friesland lijn op Rotterdam-Antwerpen
gevaren. Eind 1964 kwam het als BRU 9 in de
mosselvisserij; het werd sedert 1978 de YE 28 en
thans wordt het ten behoeve van de kokkelvisse
rij ingezet als de HA 24.
De Koophandel IV was het laatste schip van
Ribbens in de beurt op Rotterdam en tevens ook
het laatste beurtschip van geheel Schouwen-
Duiveland. De IV was speciaal gebouwd om grote
partijen vaten stroop voor de Bakkerijgrondstof-
fenfabriek Doeleman/Zierikzee (Kon. Zeelandia) te
vervoeren. Het schip had een iang plat achterdek,
waarop vijftig iege vaten konden staan. Het schip
zou op 12 februari 1964 haar laatste afvaart naar
Rotterdam gemaakt hebben, maar volgens het
Scheepsregister stond het al op 24 september
1963 op naam van C.L. Hamelink te Terneuzen, die
er een olieboot van maakte. In 1975 ging het naar
De Korte te Bruinisse en in 1988 naar B. Visser te
Harlingen, die het als HA 34 in de kokkelvisserij
exploiteerde. Thans ligt het als varende woonboot
te Amsterdam en vertoond het nog veel uiterlijke
kenmerken van de voormalige Koophandel IV.
Amsterdam, zomer 2003.
De voormalige Koophandel IV teruggevonden! Het
lange achterdek, waar vijftig lege vaten op konden
staan, is nog duidelijk zichtbaar.
Foto: A.R. Koppejan te Middelburg.
Gebroeders Landegent te Burghsluis
(tot ca. 1954)
Pieter Landegent (1837-1888), voer met een hou
ten kof, vanuit Burghsluis via Dordrecht op
Rotterdam. Voor zover bekend was hij de eerste
Landegent die in de beurtvaart zat. Zijn zoons Jan
en Hubregt zetten de beurtdienst en de bijbeho
rende graanhandel voort en schaften zich rond
1890 de ijzeren zeilklipper Cornelia Johanna
(86 ton) aan. Piet, Machiel en Marius, drie zonen
van Hubregt, traden in het voetspoor van hun
vader. Machiel en Marius exploiteerden vanaf
1914 het motorschip Zeelandia, 1913/Paans,
Roodevaart/ 63 ton/35 pk Kromhout, en Piet vanaf
1911 het motorschip Johanna. Piet trok zich later
terug, om zich te wijden aan de groothandel in
kolen en brandstoffen, in 1923 werd er bij de werf
van Paans te Roodevaart een nieuw schip
gebouwd. Het mat 103 ton en werd voorzien van
een 40-48 pk Deutz-Brons. Met dit schip -ook
genaamd Zeelandia- werd tot ongeveer 1954 de
beurt op Rotterdam onderhouden. Toen kwam het
in de visserij terecht als de BRU 17 en later
YE 157. In 1989 werd het naar Ierland verkocht.
Middelburg, 1947. De Zeelandia ligt klaar voor vertrek
naar Zierikzee, van voor tot achter afgeladen met
allerhande goederen. Op de achtergrond de
verwoeste Rotterdamse Kaai met de noodwinkels.
Foto: coll. C.J. van Duivendijk te 's Gravenpolder.
Gebroeders Verwest te Scharendijke
(ca. 1900 tot ca. 1957)
Jacob Verwest (1854-1930) was het vierde kind uit
een gezin van negen. Volgens overlevering zou hij
het vak van kuiper hebben uitgeoefend, voordat
hij in 1901 of 1902 vanuit Den Osse met een
zeiltjalk een beurtdienst op Rotterdam begon.
Kennelijk liepen de zaken zo goed dat hij al in
4