in de verkiezingsstrijd van 1913 kwamen de span
ningen tussen de socialistische minderheid en de
liberale meerderheid in de Schouwen-Duiveland-
se Bond voor Staatspensionering aan het licht.
Toen de bestuursleden van de afdeling Brouwers
haven om diverse redenen niet kwamen opdagen
op de meeting waar Kamerlid Patijn Sprak, werd
dat door anderen uitgelegd als protest tegen de
liberale dominantie in de Federatie. Kort daarop
werden in het Brouwershavense afdelingsbestuur
twee SDAP-ers gekozen, mede doordat er weinig
liberalen op de algemene vergadering ter plaatse
waren afgekomen. Het ijverige bestuur had dan
ook erg veel arbeiders en middenstanders lid
gemaakt. De verkiezing ontlokte de liberale
Zierikzeesche Nieuwsbode tot het commentaar
dat hier 'socialistische partijdrijverij' in het spel
was - de overige nieuwe bestuursleden zouden
immers ook SDAP-sympathisant zijn. Uit protest
tegen deze voorstelling van zaken trad het hele
afdelingsbestuur af zonder zich herkiesbaar te
stellen. In het daarna gekozen bestuur zaten voor
namelijk middenstanders en één arbeider. Later
kwamen er weer enkele arbeiders bij in het
bestuur.7
De aanvaarding van Talma's Invaliditeits- en
Ouderdomswet met verplichte verzekering als
principe in plaats van staatspensionering, bete
kende een grote teleurstelling voor de Bond voor
Staatspensionering, maar geen echte koerswijzi
ging. Toen aan het eind van 1913 artikel 369 van
die wet in werking trad - de eerder dat jaar aan
getreden liberale regering bereidde een alterna
tieve pensioenwet voor en hield de inwerkingtre
ding van de rest van Talma's wet tegen - waarbij
loontrekkenden van 70 jaar en ouder voortaan
twee gulden pensioen per week kregen, vierden
de afdelingen dat wel. De afdeling Brouwershaven
constateerde na verloop van tijd dat de wet, hoe
wel erg "onbillijk", toch "een zegen en een grote
steun is voor de ouden van dagen." Na het uitbre
ken van de Wereldoorlog vreesde men dat de
hoge kosten van de mobilisatie het staatspensi
oen in de weg zouden staan - ook dat zou immers
rijksgeld kosten.8
Verflauwing in oorlogstijd
Nadat de Wereldoorlog was uitgebroken, ver
flauwde de activiteit van de Bond voor
Staatspensionering op Schouwen-Duiveland. Pas
in de late winter van 1915 vergaderden er weer
afdelingen op het eiland. Sommige met veel
belangstellenden, zoals te Ouwerkerk, elders
werd geconstateerd dat "in den laatsten tijd hier
en daar kentekenen waren waar te nemen, dat de
grootsche beweging voor Staatspensionneering
aan het verflauwen was." Dat kwam door "den
valschen waan" dat het verlangde al verkregen
was (dus door artikel 369) én door de oorlog. Te
Zonnemaire kwamen op een vergadering alleen
maar de voorzitter en de penningmeester opda
gen, wat hen tot de vraag bracht of de 100 leden
tellende afdeling niet moest worden opgeheven.
In december 1915 volgde een tournee met lezin
gen over heel het eiland - het aantal leden was
"wel wat gedaald" maar er waren nog zestien
afdelingen. Landelijk bleef het ledental van de
Bond op peil: er waren op dat moment nog 439
afdelingen met 52.200 leden.9
Gedurende de tweede helft van de Wereldoorlog
verzwakte de activiteit van de Bond voor
Staatspensionering echter definitief. Andere
zaken hielden de aandacht gevangen, zoals de
brandstof- en levensmiddelenprijzen, de distribu
tie en het algemeen kiesrecht dat gerealiseerd
werd en nu vroeg om het oprichten van nieuwe
kiesverenigingen. Er was zelfs sprake van dat de
Bond zelf ook aan de politiek zou gaan deelnemen
- dat veroorzaakte onenigheid en uiteindelijk ging
het niet door. In de loop van 1918 moesten de
afdelingen die nog vergaderden - men stuurde
nog wel afgevaardigden naar landelijke bijeen
komsten - dat doen met weinig leden. Zelfs de
afdeling Dreischor, ooit 230 leden sterk, vergader
de op den duur met alleen het bestuur en nog drie
man. Het ledental was teruggelopen tot 100.10
In overig zeeland, waar de Bond nooit sterk verte
genwoordigd was, waren nog maar enkele actie
ve afdelingen, zoals Wissenkerke en Wolphaarts-
dijk- de laatste had in de zomer van 1914 nog een
openluchtmeeting georganiseerd op Noord-
Beveland. In 1918 waren er verder nog afdelingen
te Wilhelminadorp en Wemeldinge. Na afloop van
de oorlog bleek de afdeling van Wolphaartsdijk
nog gegroeid te zijn tot 160 leden, terwijl die van
Wissenkerke in 1920 nog een "stampvolle zaal" en
30 nieuwe leden trok met een zang- en toneel
avond. In dat jaar was de uitkering voor 65-jarigen
door middel van verplichte verzekering echter al
in werking getreden - als onderdeel van de in