tementen van de Maatschappij tot Nut van
't Algemeen moesten bijdragen. Aan voorzitter
Vetten werd alles overgelaten om tot verwezenlij
king van het plan te komen. Daarmee had de pre
sident een zware taak op de schouders genomen.
Te meer omdat het toch wel wat curieus was dat
het departement Schouwen met zijPr ruim dertig
leden een beslissing had genomen die voor de
hele Maatschappij zou gelden. Eerst ruim zeven
maanden later ging er een circulaire uit naar de
andere departementen.
Weliswaar kwam er geld voor het beeld binnen,
maar niet genoeg. Daarom stelde voorzitter
Vetten voor een lening uit te schrijven met aande
len van 25 gulden. Ook daar konden de leden zich
in vinden doch slechts een deel tekende daad
werkelijk in. Wie dat bedrag niet had, werd
gevraagd alsnog een gift te schenken. Weer bleef
het lang stil, maar dan wordt het 7 november
1829. In die vergadering deed voorzitter Vetten
zeer uitvoerig verslag van al het werk dat hij
gedaan had. Hij verklapte dat zodra hij zich in
Brouwershaven had gevestigd, hij 'al spoedig
zwanger van het plan' was geweest maar zijn
geduld had bewaard tot het departement
Schouwen was opgericht. Het idee van een
'afbeeldsel' maakte al snel plaats voor een mar
meren borstbeeld. Waar zou dat moeten staan: in
het stadhuis of in de kerk? Geen van beide. Het
moest een monument worden van 'goeden duur-
zamen steen' en Cats 'ten lijven uit in den smaak
als het standbeeld van Erasmus te Rotterdam'. Vol
lof was Vetten over de bijdragen van de departe
menten Middelburg en Nijmegen om over de
anderen op te merken dat 'hunne bijdragen niet
geëvenredigd aan den luister hunner leden'
waren. Anderen reageerden niet of maakten het
plan bespottelijk.
Er is niets zo goed voor een plan dan dat laatste
te doen want Vetten raakte ervan overtuigd dat
het monument er moest komen. Met de lening, de
giften en een fors bedrag van de familie Cats uit
Zierikzee lukte het voldoende geld bij elkaar te
krijgen. Contact werd opgenomen met de beeld
houwer Philippe Parmentier (1784-1867) in Gent.
Hij nam de opdracht aan. Alleen waren Vetten en
de zijnen ernstig teleurgesteld in de aflevering van
het beeld want Parmentier stelde dit keer op keer
uit. Het spreekt vanzelf dat de spot opnieuw niet
van de lucht was. Begin oktober 1829 kwam het
bericht dat Parmentier op de 20ste zou arriveren
met het beeld. Veel te kort om nog een mooi feest
in elkaar te zetten, te meer omdat 11 november,
de geboortedag van Cats, snel naderde.
Inderhaast werd de eerste steenlegging geregeld,
die op de 21ste oktober om half twaalf plaats
vond. Dat gebeurde door de bijna vierjarige klein
zoon van de vrederechter, Albertus Willem van der
Halen. Albert werd toegesproken door zijn school
meester in een mooi gedicht met daarin onder
andere deze regels:
Hoe schoon en plegtig is dit uur
Waarin wij zijn vergaard
Want Albert, Cats was eens als gij
Een kleine knaap, wordt eens als hij
Een kunstrijk standbeeld waard.6
Opa Vetten sprak uiteraard ook en zijn toespraak
kreeg een 'algemeen vreugdegejuich' als belo
ning. Uiteraard werd er na afloop op gedronken
en geklonken. De bijkomende kosten werden een
nieuw probleem maar ook dat kon worden weg
gewerkt dankzij bijdragen van inwoners van deze
stad. Snel werd een programma in elkaar gezet
voor de onthulling die mede in verband met de
maanstand op 11 december werd bepaald. Naar
goed Nederlands gebruik werden dadelijk com
missies ingesteld om een en ander uit te werken.
Zo doende werd vrijdag 11 december 1829
een vreugdevolle dag toen het beeld van
Brouwershavens grote zoon werd onthuld. In
grote lijnen lijkt de onthulling veel op de dag van
vandaag nu we Cats opnieuw gaan onthullen met
dit verschil dat het feest 's avonds werd voortge
zet met onder andere een 'vriendschappelijken
avonddisch'.
Tenslotte het woord dat voorzitter Vetten sprak
tot de leden van het departement Schouwen:
'Brengt uwe kinderen bij dezen gedenkzuil en
zegt hen: Een dankbaar nageslacht huldigde een
maal dezen verdienstelijken man en ook uwe
vader weigerde daartoe zijnen bijdrage niet, zoo
zoo... ziet gij mijne kinderen, dat deugd, braafheid
en kunde zelfs bij het nageslacht geëerd en op
grooten prijs gesteld, zelfs door standbeelden tot
den laten naneef worden overgebragt. Zoo ster
ven de braven nooit maar leven bestendig in onze
harten'. Over hoeveel het monument met het
16