SCHOUWSE KONIJNEN gemaakt. De (verzakte) sokkel werd opnieuw opgemetseld. De werkzaamheden werden volledig door de parochi anen bekostigd: zij sprokkelden hiervoor 8000 gulden bijeen, in 1988 kwam het weer op zijn oude plek te staan. Nu, 22 jaar later is de huidige staat van het beeld niet geweldig. Het plan is om een nieuwe aan te schaffen. De parochie is hiervoor geld aan het inzamelen. Er worden verkopingen en markten gehouden in de hoop voldoen de kapitaal in te zamelen. Op de bijeenkomst van 1 juni 2010 was de kunstenaar Jan Talboom uitgenodigd om de "beeldcommissie", van informatie te voorzien. Kunstwerken van zijn hand staan in o.a. Schiedam en Oudenbosch. Men besloot om een zelfde beeld terug^e plaatsen. Talboom had diverse steensoorten bij zich en vertelde over de voor-en-tegens van de soorten. De "Pierre de Valdivienne", afkomstig uit het dal van de Vienne uit de omgeving van Poitiers, viel het meest in de smaak. Nadat de beslissing was gevallen werd er een machtiging aangevraagd bij het bisdom. Na goedkeuring van deze instantie werd de opdracht aan de kunstenaar gegund. Ook het hekwerk en het tuintje zullen worden opgeknapt. De planning is zo, dat het beeld op 21 november aanstaande zal worden ingezegend door bisschop H. van den Hende. Op deze datum -de laatste zondag van het kerkelijk jaar- wordt het feest van Christus Koning van het Heelal gevierd. Ook zal er een vesper worden gehouden, waarin de bisschop voorgaat. We zullen er ongetwijfeld over lezen in de media. Bron: Fotocollectie C. Kooman. Licht herstel konijnenstand' kopte de Provinciale Zeeuwse Courant op woensdag 11 augustus 2010. De konijnenstand in de natuurgebieden lijkt zich wat te herstellen, onder andere in de duingebieden, na een uitbraak van de virusziekten Myxomatose en VHS halverwege de vorige eeuw. Als dit ruim 50 jaar geleden realiteit was, is de uitdrukking "bij de konijnen af" tamelijk onjuist. Bovendien: volgens de Zierikzeesche Nieuwsbode van 14 december 1956 hadden de konijntjes toen heel andere problemen: VERZUCHTING VAN EEN DUINKONIJN Wanneer de mens nog ligt in bed, dan hebben wij de grootste pret. We hollen, springen, buit'len vrij. Dat maakt ons leven o zo blij. En als de zon in hare pracht, ontworsteld aan een donk're nacht, dan ook nog schijnt en op ons ziet, ons hare stralen kost'lijk biedt, dan zijn wij dankbaar en gerust, zijn angstgevoelens weggesust. Doch eensklaps klinkt er luid geblaf, er komen honden op ons af, gevolgd door mannen, jong en oud, begerig naar een vette bout. We vluchten, want het geldt ons leven, en zitten in ons hol te beven, totdat weer alles veilig is. We snuff'len rond, o welk gemis: We missen zusters, broers en neven. Het snood geweld deed allen sneven. Ook ooms en tantes, lieve nichten, zij ook, ze moesten jammerlijk zwichten. Nu treur ik in mijn kleine hol, het beukt en hamert in mijn bol. Ik vraag me af: "Mag ik niet leven? Waarvoor moet ik mijn leven geven? Mag ik niet eten, waarvan ik houd? Ben'k voor de mens alleen maar bout?" Wie geeft mij antwoord, mij konijn, dat niet geplaagd zou willen zijn. Maar 'k krijg geen antwoord op mijn vraag. De mens lust daarvoor mij te graag. Ik mag niets lusten, voor mij de dood. Voor mij 't verraderlijk jagerslood. O, Schepper, Gij die alles schiep, ook mens en dier tot aanschijn riep, herschep Uw schepping en maak haar vrij van laf gemoord en dwing'landij. Hol bij de Vuurtoren Haamstede, december 1956 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2010 | | pagina 28