zijn geweest, lepenbomen van de ambachts
heer begrensden het erf aan de kant van de
Donkereweg.
Twee boedelinventarissen, uit 1796 en 1805, en
de twee genoemde notariële verklaringen geven
informatie over de indeling onder de eerste her
bergier en bewoner in het tijdvak van het artikel,
Bastiaan Jansz. Versseput. Vermelde jaren waren
het sterfjaar van zijn eerste vrouw en het jaar
waarin hij een derde huwelijk aanging. De herber
gier moet in de nadagen van de pruikentijd een
waardig ogend heer met 'hoed en paruyk' zijn
geweest, die zijn papieren van een lakzegel met
familiewapen kon voorzien.
In de sterfhuisinventaris 1796 worden acht ver
trekken van de herberg vermeld: de 'voorvloer',
Rechtkamer (de gelagkamer die ook als officiële
vergaderruimte kon dienen), de aparte zitkamer,
winkel, slaapkamer, bakkerij, kelder en de zolder.
De zijkamer die aan het begin van de achttiende
eeuw had bestaan, wordt niet meer genoemd. Op
bouwkundig gebied had het pand kennelijk een
ontwikkeling doorgemaakt, zeer waarschijnlijk
onder kastelein Versseput. De vereniging van het
zijhuis en moederhuis onder één kap en de aan
passing van de voorgevel had plaatsgevonden.
Aan de huidige voorgevel van het moederhuis van
Herberg Schuddebeurs vallen nog de sporen van
het opgenomen zijhuis waar te nemen: de twee
kleinere ramen aan de linkerkant van de gevel. In
Versseputs sterfjaar (1806) kende het huis een
voorkamertje, dat gezien de aanwezigheid van
goud en zilver, contante penningen en twee
gevulde kinderspaarpotten met 'pietjes', alleen
door de familie werd gebruikt.12
Het valt te verwachten dat metselaar Frans Bloks
en timmerman Dirk Gheunis, woonachtig in
Schuddebeurs13, bij de verbouwing betrokken zijn
geweest. Hun geloofsachtergrond doet vermoe
den, dat de aanwezigheid van deze ambachtslie
den in de buurtschap ook aan alle werkzaamhe
den op het herbergterrein te danken zal zijn
geweest. Vooral de timmerman zal daar met
enige regelmaat emplooi hebben kunnen vinden.
In verband met de voorbereidingen voor de
Schuddebeurse Pinksterkermis en vervaardiging
en onderhoud van buitenmeubilair bijvoorbeeld.
Voor de timmerman die Gheunis zou opvolgen,
zou het zelfs de moeite lonen een nieuw huis
op de dijk achter het perceel van Herberg
Schuddebeurs te bouwen."
Primair zal de vestiging van metselaar Bloks en
timmerman Gheunis in het gehucht te maken
hebben gehad met de bezittingen van voorname
Zierikzeeënaars in en bij Schuddebeurs. Afbraak
en herbouw van het landhuis van Sandvliet, in of
kort na 1794, en werkzaamheden op Mon Plaisir
en het latere Heesterlust kunnen voor deze
ambachtslieden aantrekkelijk zijn geweest.
Bijgebouwen
Bij het herberggebouw stonden in de eerste
decennia van de negentiende eeuw twee houten
schuren, waarvan tenminste één als paardenstal
zal hebben gediend, alsook twee theekoepels, in
een krantenadvertentie uit 1826 wordt gesproken
over 'de schuren en paardestallen'. Het woord
'stallinge' is te zien op de zijgevel van de zwart
geteerde houten schuur naast het huis op de hier
bij getoonde prentbriefkaart uit het begin van de
twintigste eeuw.
De eerste koepel ofwel het eerste tuinhuis dateer
de van vóór 14 februari 1793, de datum waarop
Bastiaan Versseput voor het Noordgouwse
gerecht zijn herberg met bijgebouwen verhypo
thekeerde. Dit kennelijk door kastelein Versseput
'nieuw gebouwt zomerhuys' was niet klein: In de
zomer van dat jaar kon de herbergier hierin twaalf
stoelen en een tafel kwijt. De wanden waren met
schilderijen en Delftsblauwe borden gedecoreerd.
Uit het toen beschreven vaatwerk in de koepel
blijkt, dat hier behalve thee ook wijn kon worden
gedronken. Het gebouwtje stond dichtbij het huis,
waarschijnlijk aan de wegkant. Bastiaans opvol
ger, uitbater Bukker, voegde een tuinhuis toe met
uitzicht op de Kleine Weel. Waarschijnlijk konden
de gebouwtjes voor een dag of een dagdeel wor
den gehuurd, zoals aan het begin van de twintig
ste eeuw. In die tijd kon de Hervormde gemeente
Noordgouwe 's winters voor anderhalve gulden
per avond, vermeerderd met de kosten van ver
lichting, een van de tuinhuizen voor godsdienst
oefeningen gebruiken.15
Hebben beide bijgebouwen tot in de vorige eeuw
overleefd? Prentbriefkaarten van ruim een eeuw
geleden, tonen een neoklassieke, houten thee
koepel met hoekpilasters ten noordwesten van
het herberggebouw. Vandaag de dag staat op de
plaats van dit bijgebouw geen koepel meer. Ten
8