RASTERS BUYTENSORGE IN SCHUDDE-
BEURS 1751 -1819
Sander den Haan
'Een ongemeen plaisierig buytepiaatsje' I
In het in nog minuscule gehucht Schuddebeurs
van de achttiende eeuw, lag Noordgouwes klein
ste buitenplaats. De stichter van dit buiten was de
achttiende-eeuwse geleerde Job Baster, die om
wetenschappelijke redenen en uit liefhebberij tui
nierde. Door zijn vertaalwerk aan een Engelstalig
handboek voor tuiniers heeft hij generaties tuin-
liefhebbers en beroepstuinders kunnen bijstaan.
Hij had zijn buiten aan de Kleine Weel, mogelijk
zijn eerste 'buitentuin'. Over deze hofstede is heel
weinig bekend. Reden om, voor de kleine serie
artikelen ter gelegenheid van het Jaar van de
Historische Buitenplaats 2012, meer naspeu
ringen te doen. Een meer diepgaand onderzoek
leek nodig, waarbij vanzelfsprekend eveneens de
geschiedenis van Basters hof aan 't Vrije in
Zierikzee moest worden betrokken.1
In het eerste gedeelte van deze bijdrage 'passeren
de revue', de persoon van Job Baster en zijn fami
lie en de beplanting van zijn hoven in Zierikzee en
Schuddebeurs. in het tweede gedeelte, in het vol
gende nummer van dit blad, zullen de hoveniers in
beide plaatsen, het landhuis van Buytensorge en
de laatste bezitters hiervan ter sprake komen.
Job Baster
De oudste zoon van de wijnkoper en keurmeester
van de meekrap Adriaen Bastert (met extra 't') en
Maria Alphonsusdr. van den Houten werd in
Zierikzee, op 2 april 1711 geboren. Deze zoon
droeg de voornaam Job. Hij stamde aan vaders
kant uit een familie die al in de Late Middel
eeuwen in Zierikzee woonde. Aan moederskant
stamde hij via zijn grootmoeder uit een Zuid-
Europese, wellicht Spaanse lijn, waaruit de op
Schouwen opvallende voornaam Alphons of
Alphonsus afkomstig was. De mediterrane voor
ouder, zijn moeders betovergrootvader Alonzo
Fernando, was in december 1608 als Zierikzees
poorter toegelaten.2
Door het overlijden van zijn vader was Job op vijf
jarige leeftijd halfwees geworden. Hij kwam toen
met zijn broertjes Alfonse en Adriaen en zusje
Catharina onder voogdij van drie ooms. Een van
de voogden was zijn doopsgezinde oom, de
Rotterdamse koopman Barent Toren, gehuwd met
zijn vaders oudere zuster Adriana Baster. Door het
kinderloze echtpaar Toren-Baster werd hij als een
zoon opgenomen, en kwam hij in Rotterdam
terecht, de woonplaats van zijn oom en tante. Na
daar de Latijnse School te hebben bezocht, werd
hij op vijftienjarige leeftijd geplaatst bij doctor
Willem vink, lector in de ontleed-, heel- en vroed
kunde. In verband met de plannen van de familie
kreeg hij voorbereidend medisch onderwijs. Een
professor klassieke talen gaf hem onderricht, om
zich adequaat schriftelijk en mondeling in het
latijn uit te drukken. Vanuit de Maasstad ging jon
geman Job in 1728, oud zeventien jaar, naar
Leiden om daar geneeskunde te studeren, de tes
tamentaire wens van zijn overleden oom medicus
Rochus Bastert. uit de familie Baster was, vóór
Jobs geboorte, al een drietal Zierikzeese artsen
voortgekomen.
in zijn studententijd stond Job op vriendschap
pelijke voet met de professor bij wie hij colleges
geneeskunde en scheikunde volgde, de fameuze
geleerde Herman Boerhaave (1668-1738).
Boerhaave was onder meer bekend in verband
met vroeg gebruik van de thermometer. Job was
in de gelegenheid op Boerhaaves kasteel-buiten
plaats Oud-Poelgeest in Oegstgeest, de verzame
lingen planten en dieren te bekijken. Waarschijn
lijk waren de dieren opgezet en op sterk water te
zien, want over de verzamelingen van de geleer
de Leidenaar is bekend dat hiervan aldus gepre
pareerde dieren deel uitmaakten. Het bewaren
van kleine dieren op sterk water, zou later in het
leven van student Baster eveneens worden gebe
zigd. Stond te midden van de glazen flessen wel
licht ook een glas met een specimen van het zeld
zame brakwaterslakje uit het Kaaskenswater,
door hem ontdekt?3 Het slakje waarover hij in de
jaren zestig van zijn eeuw in Natuurkundige uit
spanningen publiceerde, om daarmee ruim twee
honderd jaar na zijn dood nog bouwplannen aan
dit water te helpen verhinderen.4