werkkracht was een 'hovenier' en de Schudde-
beurse werkkracht een 'arbeider'.
De hoogte van het legaat geeft verder aan, dat de
ene legataris meer recht had dan de andere. Door
Baster werd aan 'den hovenier wonende in den
hof in 't Vrije' in de uiterste wilsbeschikking een
legaat toegekend van vijfentwintig gulden voor
ieder jaar dat hij werkzaam was geweest. Als
voorwaarde gold, dat deze in het sterfjaar van de
testateur niet was ontslagen of opgestapt.
Als Basters Zierikzeese tuinman was toentertijd
werkzaam Johannis Jansz. Kouwenberg, afkom
stig uit Colijnsplaat.2 Hij is waarschijnlijk in of kort
na december 1765 vanuit deze havenplaats naar
Zierikzee gekomen. Net voor de kerstdagen van
het genoemd jaar werd in Colijnsplaat nog een
zoon van hem ten doop gehouden. Kouwenbergs
naam in verband met Het Zonnehof komt voor in
het proces-verbaal van veiling na het overlijden
van Baster in april 1775. Het is bewijsbaar dat
Johannis Kouwenberg al in de tweede helft van de
jaren zestig, omstreeks vijfendertig jaar oud, met
zijn vrouw Dina Jansdr. de wit van Noord-
Beveland naar Schouwen is overgestoken. Dat zal
hij hebben gedaan in verband met de aanstelling
als hovenier op Het Zonnehof in Zierikzee, waar
een voorgaande tuinman moet zijn opgevolgd.
Ten aanzien van de identiteit van de eerdere tuin
man wordt vooralsnog nog in het duister getast.
Basters keuze voor de Noord-Bevelander zal te
maken hebben gehad met werkzaamheden in
Colijnsplaat door deze verricht. Mogelijk op de ten
zuiden van dit dorp gelegen buitenplaats
Tekening van de buitenplaats Zorgvlied in Noordgouwe omstreeks 1800, waarop kort na vervaardiging van de
afbeelding een van de zonen van Basters zierikzeese tuinman werkzaam was (tekening van Jan Arends 1738-1805),
Zeeuws Archief, coll. Zelandia lllustrata van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen ZI-ll-1831)
19