Duitsers moest gaan werken, ik ben meteen naar
de burgemeester gestapt (Schuurbeque Boeije,
red.) om te vragen of ik niet vier weken in dienst
kon komen. Hij heeft dat meteen geregeld. Zo zat
ik dan hele weken op dat kantoor en hoefde ik ook
niet meer mee te doen met de uitreikingsploeg.
'Een van mijn taken was het bijhouden van bon
kaarten van de "zelfverzorgers". Dat waren
meestal boeren die van zichzelf groente, graan en
vlees hadden, ik moest dan met nog een paar
anderen de bonnen voor die spullen van de bon
kaarten afknippen. Want die hadden ze immers
niet nodig. Er kwamen ook aanvragen binnen voor
extra bonnen. Dat kon in sommige gevallen. Maar
er waren bijvoorbeeld mensen bij die elk jaar bon
nen vroegen voor een stel beddengoed. Dan wist
je wel dat dat niet klopte. Want beddengoed gaat
toch wel langer mee dan een jaar. Je vermoedde
natuurlijk wel wat daarachter zat. Die lakens en
slopen waren bestemd voor mensen die onderge
doken waren om uit de Arbeidsdienst te blijven.
Want dat moest je naar Duitsland. Alles bij elkaar
was dat best veel werk.
Onderduikers hadden geen stamkaart en zonder
stamkaart kreeg je geen bonnen. Je stamkaart
was je identiteitsbewijs, het bewijs dat je
bestond. Later is de tweede distributiestamkaart
ingevoerd. Die moest je laten zien samen met je
persoonsbewijs met pasfoto. Daar viel moeilijk
meer mee te rommelen.
'Er werd ook stiekem handel gedreven met die
bonnen. Er waren mensen die hun bonnen ver
kochten, vaak voor veel geld. En die gingen dan bij
de boeren om spullen. Dat gebeurde allemaal
ondergronds. Want die NSB'ers lagen altijd op de
loer. Het was echt een rottijd.
'wij zaten op dat postkantoor achter loketten met
tralies ervoor. En alle deuren waren op slot.
Dat was om de waardepapieren te beschermen.
En bonnen waren ook waardepapieren, nou en of.
Van binnenuit zijn er wel plannen geweest om
bonnen te stelen voor de ondergrondse. Maar uit
eindelijk ging dat niet door. Want hoe kreeg je die
bonnen op de plaats van bestemming? Na half
negen 's avonds mocht je niet weg, niet van het
eiland af. Waar moest je dan met die bonnen naar
toe? Het was maar een klein groepje dat daar van
afwist. Er mochten niet te veel mensen van
weten, dat was immers veel te gevaarlijk. Later
bleek dat op ons kantoor verschillende groepjes
zich met illegale dingen bezighielden, maar dat ze
dat van elkaar niet eens wisten. Die geheimzinnig
heid en het wantrouwen hadden een grote
impact op je leven. Je durfde niks te zeggen,
benauwd als je was om verraden te worden, ik zei
altijd maar zo: "Honger is een scherp zwaard."
Dan heb je er veel voor over om toch aan eten te
komen. Het was eigenlijk, hoe zeg je dat, een
gezapige tijd. Je durfde niets te zeggen en je deed
niets, behalve je werk. Dat was met het einde van
de oorlog niet van de ene dag op de andere ver
anderd. Dat wantrouwen is nog een poosje blijven
hangen. Het is maar goed dat we voorzichtig zijn
geweest. Want later bleek dat er ook NSB'ers op
het distributiekantoor werkten.
'De eerste baan van mijn man was ook op het dis
tributiekantoor. In 1942 kregen we verkering.
Toen was het "aan", zoals we toen zeiden, in 1944
hebben de Duitsers het eiland onder water gezet
en mijn verloofde dreigde naar Duitsland te
worden gestuurd. Hij is toen ondergedoken in
Rotterdam. Dat was ook het einde van mijn baan
bij het distributiekantoor. Na de oorlog ben ik er
nooit meer terug geweest. In 1946 zijn we
getrouwd. Mijn man is veel te jong overleden, ik
word dit jaar 90. Maar ik woon nog steeds zelf
standig en dat hoop ik zo te houden.'
(Bovenstaande tekst is op 8 mei 2013 opgetekend
uit de mond van een oud-medewerkster van het
distributiekantoor in Zierikzee. Ze wil niet bij naam
worden genoemd. De distributie van goederen
werd wegens schaarste ingevoerd in 1939 door
de Nederlandse regering; er kwam pas een einde
aan in 1952 toen koffie als laatste product 'van de
bon'ging.)
12