salon met Brusselse wandtapijten. De beroemde kunstenaar Pieter Pauwel Rubens maakte hier voor de werktekeningen, kartons. Naast deze kamer is een kamer bekleed met Franse gobelins, getekend door Lebrun. Hierop zijn mythologische voorstellingen te zien. Voor liefhebbers is dit echt smullen. De familie van Tuyll van Serooskerken onderhield ook goede relaties met het huis van Oranje-Nassau, waar dan ook verschillende min der bekende portretten van hangen. De ovale muziekkamer heeft een fraai Italiaans stucplafond met muziekinstrumenten. Jammer genoeg moest ik beloven binnen niet te fotograferen. Je kunt dit kasteel alleen op afspraak bezichtigen met groepen. Na de lunch rijden we door de Peel naar Asten. Dit is een hoogveengebied. Zo'n 10.000 jaar geleden is de hoogveenvorming begonnen. Hoogveen wordt onder water gevormd, maar boven de grondwaterspiegel. Het bestaat vrijwel uitsluitend uit de resten van veenmos (Sphagnum), dat dikke kussens vormt en regenwater vasthoudt als een soort spons, waardoor de waterspiegel van het hoogveengebied boven de lokale grond waterstand kan uitstijgen. Dit voorkomt dat de kussens uitdrogen, in hoogveen groeien maar enkele plantensoorten. Op hoger gelegen plaat sen komt wollegras voor en op drogere plaatsen diverse heidesoorten. Hoogveen heeft een bruine tot zwarte kleur en is in duizenden jaren uitge groeid tot een pakket van plaatselijk wel vijf of zes meter dikte. Tot 1853 werd dit gebied niet stelselmatig ont- veend. incidenteel lieten schaapherders wel hun kudden over stukken hei grazen en werd er wat turf gestoken. Het gebied bleef eigenlijk ongerept groeien, doordat er geen wegen door het moeras gebied liepen. Jan en Nicolaas van der Griendt kochten in 1853 een stuk Peel van de gemeente Deurne. Bij Asten bleef men op de oude manier door individuele turfstekers turf steken. Hierdoor ontstond een grillig patroon van grotere en kleine re turfgaten. Men gebruikte hier de oude Peelbanen (smalle paadjes) voor de afvoer. De gebroeders Van der Griendt lieten de Helenavaart graven door ongeveer 3000 arbei ders; in een jaar tijd groeven ze 13,5 kilometer, met spa en kruiwagen. Het museum biedt een goede kijk op het leven van turfgravers, de vervening en het leven van mens en dier in de Peel. Sinds 1982 is er in de Peel geen bedrijfsmatig turfwinning. Het mag een nieuw natuurgebied worden, maar zonder drag lines! Het geheel van de turfgraverij sprak ons als com missie aan omdat dit eeuwenlang ook zeer gebruikelijk was op Schouwen, waardoor de vroe gere Prunje ontstond, met hobbelige weitjes en vele kleine watertjes. Deze turfwinning ging om het zout dat erin zat. Dat gebeurde op Schouwen echter in laagveen, dat anders ontstaan is. Het museum in Asten heet Klokken- en Peel- museum. Het andere gedeelte is gewijd aan het maken van klokken, grote klokken of beiaards. Het hele pro ces hoe je met brons klokken giet, is in beeld gebracht en is ook te beluisteren. Boeiend wordt hierover verteld door de gidsen van het museum. Er staat ook een zeer fraai en werkend astrono misch uurwerk. Naast informatie over het proces van klokkengieten zijn er klokken en bellen in alle soorten en maten. De oudste klokken zijn uit de tijd van Nebukadnezar en hingen aan het tuig van zijn paard, in Asten is de Koninklijke klokkengiete rij Eijsbouts gevestigd, die een groot deel van de bijzondere collectie toebehoort. Eijsbouts mocht dit jaar voor de Nötre Dame in Parijs een nieuwe Mariaklok gieten. Het Astense bedrijf bleek beter een nieuwe klok te kunnen afstemmen op de bestaande klokken van het carillon dan Franse klokkengieters. Geraadpleegde literatuur: - Baron A. Schimmelpenninck van der Oye van Nijenbeek: Historie van het geslacht van Tuyll van Serooskerken z.j.(internet) - R.K. Blijdenstijn, R.Stenvert: Bouwstijlen in Nederland(l 040-1940) Utrecht, 1994 - A. van Oirschot, red. J.G.N. Renaud: Het kasteel van Heeze Serie Nederlandse kastelen, 6 Nederlandse Kastelen Stichting, 1985 -M.F.Mörzer Bruijns, R.J. Benthem: Spectrum Atlas van de Nederlandse Landschappen Utrecht, Antwerpen, 1979 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2013 | | pagina 30