verwisseling in het geding dan dat we mogen besluiten dat Livinus een (oudere?), eveneens jong gestorven, broer Jan zou hebben gehad: vermoedelijk is Livinus hier ten onrechte met de naam van zijn vader aangeduid, in hun artikel over de grafmonumenten in San Giuliano dei Fiamminghi vermoeden Johan Ickx en Leopold Winkelmans dat Livinus de 'in zijn kringen traditionele reis naar Rome' maakte en ze voegen daaraan toe: 'Het lijkt dus niet onwaarschijnlijk dat hij er ging studeren.' Maar: in het begin van de zestiende eeuw bestond de traditie van Bildungsreise of Grand Tour eigenlijk nog niet. Enkel hooggeplaatsten uit de adel maakten wel eens zo'n reis, maar dat was dan vooral om zich hoofse manieren aan te wennen. De familie Pels behoorde niet tot deze sociale categorie. Het idee van een reis naar het moe derland van het Humanisme en van de Romeinse beschaving zal pas vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw opkomen, wanneer het humanisme in onze contreien algemeen ver spreid is geraakt: in 1520 was het daarvoor nog te vroeg. Omdat er voor Livinus Pels ook geen Leuvense studie is vast te stellen, ziet het er ook niet naar uit dat hij (zoals op dit moment al wel gebeurde) een vervolgstudie in Italië deed. De vroege dood van zijn vader maakt een derge lijke onderneming ook minder waarschijnlijk. Het lijkt eerder aannemelijk dat hij naar Rome ging in de hoop daar een betrekking te vinden in de administratieve wereld rond de Curie. De tekst van Livinus' grafsteen is niet enkel op de eigenlijke steen in de San Giuliano terug te vinden. Al vanaf de zeventiende en achttiende eeuw werden opschriften in Romeinse kerken door sommige geleerden of andere geïnteres seerden verzameld.13 De eerste publicatie van dit opschrift die tot nog toe gevonden werd, is in het boek Roma ex ethnica sacra sanctorum Petri et Pauli apostolica praedicatione profuso sanguine (ook geheten: De Urbe Romavan Fioravante Martinelli (Rome, 1653; Livinus Pels op p. 132). Voor de opschriften in San Giuliano is de Italiaan Pier Luigi Galletti (Rome, 1722-1790) het beginpunt van een belangrijke reeks: zijn verzameling (in handschrift) wordt in de Biblioteca Apostolica Vaticana bewaard (ms. Vat. Lat. 7916; Livinus Pels in vol. II, nr. 359). Blijkbaar heeft deze collectie als voorbeeld gediend voor een drietal andere documenten waarvan de samenhang nog niet geheel duide lijk is. In de universiteitsbibliotheek in Gent bevindt zich een gedrukte versie met 138 opschriften, ongedateerd en steeds op slechts één kant bedrukt, zodat dit meer als een proef druk oogt dan als een volwaardige publicatie (R.407.1; Livinus Pels als nr. 35). In dezelfde bibliotheek treft men ook een handschrift aan (hs. 770; Livinus Pels als nr. 35) uit het eind van de achttiende eeuw met 134 inscripties, waar voor waarschijnlijk de net genoemde druk als model gediend heeft. Deze kopie heeft eerder het uiterlijk van een kladversie: de opschriften zijn onregelmatig geplaatst in vierkante kaders en de lay-out oogt allesbehalve fraai. Een derde (en tot recent onbekend) exemplaar is een handschrift in de Koninklijke Bibliotheek van België te Brussel (ms. 13986: Monumenta sepul- cralia Belgarum qui Romae obierunt et sepulti iacent, anno 1390 ad annum 1736Livinus Pels op f. 7v, zonder nummering), dat een kopie in het net is van een gelijkaardige verzameling opschriften als de twee Gentse stukken.14 Omdat er zich in de Brusselse bundel één opschrift bevindt dat niet in de twee Gentse exemplaren voorkomt, ziet het er naar uit dat het Brusselse exemplaar een zelfstandige loot is en direct teruggaat op de collectie van Galletti. in 1853 publiceerde de Gentenaar Victor Gaillard zijn Épitaphes des Néerlandais (Beiges et Hollandais) enterrés a Rome, met een hele reeks grafschriften, deels op basis van eigen transcripties (Gaillard had Rome tijdens zijn huwelijksreis in 1847 bezocht), deels naar de twee Gentse exemplaren (Livinus Pels op p. 56). waarom Livinus Pels juist in de San Giuliano dei Fiamminghi is begraven, is overigens niet hele maal duidelijk. Kerk en broederschap van Sint Juliaan waren in principe bestemd voor inwo ners van het graafschap Vlaanderen. Inwoners van andere Nederlandse gewesten kwamen sinds het einde van de veertiende eeuw samen (en werden begraven) in de Santa Maria dell'Anima, waar zich onder meer het graf monument voor Cornelius van Brouwershaven bevond en waar de monumenten voor Paulus van Middelburg en Caspar Cornells uit Middelburg nog steeds te zien zijn.15 Zeeland was in het begin van de zestiende eeuw weliswaar nog zeer sterk georiënteerd op

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2014 | | pagina 10