Stadhuisbeiaard klankrijker na restauratie Arie Abbenes vaak blijkt in beiaardland dat een bescheiden instrument door een kleine restauratie zomaar kan veranderen in een topbeiaard. Deze stelling werd onlangs weer eens bewezen tijdens revi siewerkzaamheden aan de stadhuisbeiaard van Zierikzee. In het vervolg van dit artikel zullen de werkzaamheden aan het stokkenklavier, aan het nieuwe automatische speelwerk en aan de tractuur1 van de kleinste klokjes beschreven worden, maar eerst iets over de voorgeschiede nis van de 'oudste' beiaard van de Nederlanden. Het rijke Zierikzee moet reeds in de vijftiende eeuw een voorslag (klein klokkenspel) hebben gehad en in de zestiende eeuw klonken er zelfs meerdere over deze grote stad. Het spreekt haast vanzelf dat er een beiaard moest komen in de in 1550 voltooide torenspits van het stad huis. Tussen 1550 en 1554 leverde de Mechelse klokkengieter Peter i van den Gheyn een spel van dertien klokken. Die koninklijke specificatie van de eerste Peter van den Gheyn duidt erop dat er na hem nog vele klokkengieters zouden volgen. Dit is inderdaad het geval want de laat ste klokkengieter Van den Gheyn stierf in 1833 en daarna werd het bedrijf via de vrouwelijke tak voortgezet worden onder de naam Van Aerschodt; de laatste praktiserende Van Aerschodt stierf in 1943. Helaas was de familie Van den Gheyn na de activiteiten van Peter niet langer betrokken bij de beiaardontwikkeling in Zierikzee, in tegenstelling tot de situatie in Veere, waar de Van den Gheyn-dynastie tot het eind van achttiende eeuw werkte aan de verbe tering van de stadhuisbeiaard aldaar. De beiaard van Zierikzee kwam dank zij zuinigheid en een zekere armoede ongeschonden door de eeuwen, ondanks pogingen van de klokkengieters Joris Du Mery uit Brugge en Alexius Petit uit Someren om de beiaard aan te passen aan de eisen van de tijd. De ontroerend valse klanken kon men in 1926 niet meer waarderen en het stadsbestuur besloot daarom een nieuwe beiaard van 23 klokken te bestellen bij de Engelse gieter Taylor. De firma Addicks uit Amsterdam installeerde de nieuwe klokken en leverde bovendien een nieu- De 'lantaarn' van het carrillon in de stadhuistoren (omstreeks 1961), met de grote uurklok op zijn oude plek (foto GASD ZM 2522) we speeltrommel2. Tegen de aanvankelijke plan nen van de gemeente, kocht de vw de oude beiaard en de speeltrommel uit 1554 tegen de schrootwaarde, ter opstelling in het nieuwe stadsmuseum op de zolder van het stadhuis. De grote uurklok van ca. 1500 kg zou in de lan taarn3 achterblijven. Tijdens de grote torenres tauratie in 1961 werd de beiaard grondig onder handen genomen: de oude uurklok verdween uit de lantaarn, een es-klok in het laagste octaaf werd toegevoegd, het klokje d2 en de zeven kleinste Taylor-klokjes werden door klokjes van Eijsbouts vervangen. Dezelfde gieter breidde het spel met een derde octaaf uit. Helaas werd de speeltrommel van Addicks vervangen door elektrisch bandspeelwerk. Gelukkig kwam men tot het inzicht dat de zwij gende Van den Gheyn-klokken klinkend - dus beter - tot hun recht kwamen in de lantaarn van de Zuidhavenpoort. In 1964 werden de oud ste beiaardklokken ter wereld samen met de speeltrommel uit 1554 aldaar geïnstalleerd. In de jaren negentig werd het metalen klavier door een houten exemplaar vervangen, de trac tuur werd vernieuwd met roestbestendige onderdelen en de reeks werd met twee discant klokjes - cis4 en d4 - uitgebreid. De aansluiting van deze nieuwe klokjes leverde de nodige pro blemen op; als gevolg van de gecompliceerde houtconstructie was een directe draadverbinding 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2014 | | pagina 19