Gjroef uit Ellemeet Ellemeet omstreeks 1910, waar 'Piet Muus' in die tijd een bakkerij had (Foto GASD ELM 0049) de lijst van de SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij). De SDAP krijgt 93 van de 945 stemmen, net zoveel als de christelijk Historische Partij, maar dat is niet genoeg voor een raadszetel. De SDAP wordt, net als andere partijen, in de oorlog verboden en gaat in 1946 op in de PvdA. Piet is dus eigenlijk de eerste PvdA-man op Nieuwerkerk die probeert in de gemeenteraad te komen. Johanna, de tweede vrouw van Piet, heeft last van epilepsie. Als ze op een keer door Piet met de petroleumkan aan het fietsstuur naar Sirjansland wordt gestuurd om die te laten vul len, gaat het mis. Op de terugweg krijgt ze een aanval en ze belandt in een brede sloot. Gelukkig wordt dat gezien door de gebroeders Dalebout van 'Krabbenhoeke', die er snel naartoe gaan en kans zien om de zware, natte vrouw op de kant te halen. Terwijl ze proberen haar levensgeesten weer op te wekken, komt Piet aanrennen en z'n eerste vraag is: 'Oe ist mee mun petroliekanne?' Zaken gaan voor het meisje tenslotte! Henny, een van de dochters Dalebout, herinnert zich nog hoe ze zitten te luisteren als Piet aan het zingen is, en ook dat Piet er heel anders uit ziet als hij, gewassen en geschoren, zijn goede pak en een schoon wit overhemd aantrekt om bij zijn ouders op bezoek te gaan. In de oorlogstijd mag ik na schooltijd op de fiets een paar keer per week melk gaan halen bij tante Pie op Krabbenhoeke. Het is streng verbo den door de 'moffen', maar bijna iedereen op het dorp heeft wel zo'n melkadresje! Een eindje voor Krabbenhoeke, aan de andere kant van de weg woont 'Piet Muus' met zijn beesten en zijn bok. En die bok stinkt, werkelijk uren in de wind! Zijn kleine, vieze, bebaarde baas ziet eruit om een beetje bang van te wor den. Als ik eraan denk, komt er nog steeds een vreemde reuk in m'n neus. Piet zet, zoals vele anderen, zijn geiten in het gras langs de kant van de weg, en dat is ook de voedselbron voor de koe. Piet trekt ermee langs de bermen, en als de koe gaat liggen om te her kauwen, dan vlijt ook Piet zich neer, met zijn hoofd op de buik van de koe. In die tijd gebeurt het dat een van de helpers op Krabbenhoeke tijdens de oogst door ziekte niet komt opdagen, dus wordt er aan buurman Piet gevraagd of hij wil helpen. Na een paar dagen is de oogst binnen en men drinkt samen gezellig een borreltje. Als er dan aan Piet wordt gevraagd hoeveel geld hij krijgt, geeft hij daarop het volgende diepzinnige antwoord: 'Ik bin gin stoel of tafel die je kan kope; mien lief is nie te

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2015 | | pagina 10