Pieter Johannes Smallegange, beter bekend als
'Piet Muus'
Wim Kesteloo
Bakker, bokhouder en eerste PvdA-man op Nieuwerkerk
Piet is op Nieuwerkerk geboren op 1 februari
1890 als oudste zoon van onderwijzer Jacobus
Smallegange en Cornelia Maria Kik. Hij bezoekt
de HBS in Zierikzee. Mogelijk wordt hij al in zijn
jeugd 'Piet Muus' genoemd, hij is klein en ja, wat
muizerig van postuur.
Piet trouwt op 12 april 1912 te Oosterland met de
22-jarige Cornelia Goudzwaard, een dochter van
landbouwer Jan Goudzwaard en Rachel Visser.
Op 18 april 1912 leent Piet 3000 gulden, tegen
5 procent rente, het is een hypotheek op een
woon- en winkelhuis, bakkerij, schuur en tuin,
met de daarin aanwezige gereedschappen,
gelegen onder Oudendijk in de gemeente
Ellemeet (sectie A-552). Een stuk grond van
zijn schoonvader op Oosterland dient als extra
zekerheid. Het bruidspaar wordt op 1 mei inge
schreven te Ellemeet, Piet is dan 'broodbakker
voor eigen rekening'. Daar wordt op 28 juni
1914 hun dochtertje Rachel geboren.
In april 1918 loopt Cornelia weg bij Piet. Ze gaat
met haar dochter terug naar haar geboorte
plaats Oosterland. zes weken later woont ze
bij Matthijs Mathijsse op Noordgouwe, als zijn
huishoudster. Op 9 februari 1919 wordt daar
haar tweede dochter Dana geboren. Cornelia
en Matthijs verhuizen in 1921 naar Bruinisse,
waar zij een jaar later overlijdt. Ze is dan nog
maar 32 jaar oud.
Voor Piet verlopen de zaken heel anders. Als op
Ellemeet het gerucht rondgaat dat hij in zijn
brooddeeg pist omdat hij denkt dat het dan
beter rijst, is het daar met zijn carrière als bak
ker gebeurd. M. Kramer neemt de bakkerij over.
Op 30 januari 1919 koopt Piet voor 900 gulden
een huis op Ellemeet (A 657) van Cornelis
Tuijnman en wordt hij landarbeider.
Piet hertrouwt op 23 april 1930 met de 28-jarige
Johanna Neeltje Heijboer, dochter van Pieter
Heijboer en Elizabeth M.C.F. Stouten. Ze vertrekken
naar Sas van Gent waar Piet op een fabriek werkt.
in november 1934 komen ze terug naar
Nieuwerkerk. Als Piet bij de burgemeester om
ondersteuning vraagt voor zijn vrouw die vallen
de ziekte heeft, krijgt hij één gulden van hem
omdat de ouders van Piet niet thuis geven; overi
gens wel voor rekening van het Armbestuur,
zoals de burgervader meldt in zijn brief aan de
Commissaris van de Koningin. Verder schrijft
hij dat de eerste plicht om voor Piet te zorgen bij
diens ouders ligt, die ook in de gemeente
wonen en voldoende gesitueerd zijn. De brief
eindigt met de mededeling dat P. J. Smallegange
een onguur type is, die door de politie wordt
'geschaduwd' omdat hij onbetamelijke dingen
in zijn schild voert. Hierdoor hoeft hij nimmer op
ondersteuning te rekenen.
Piet en Johanna wonen eerst op Capelle en later
in een verlopen stulpje aan de Krabbenhoekse
weg, ongeveer waar nu de theetuin is. Met de
voor- en achterdeur altijd open, leven ze met
de koe, geiten, kippen, eenden, ganzen en ook
nog de bok van de geitenvereniging, in en rond
dat huisje.
in juni 1935 wint Piet de eerste prijs in de cate
gorie eenjarige geiten op de keuring te
Nieuwerkerk. Op de vergadering van 'De vereni
ging tot verbetering van het geitenras' in 1936
bedankt Piet als lid, waarschijnlijk door onenig
heid over de bok van de vereniging. Piet zegt dat
hij dan zelf wel een bok zal aanschaffen, maar
dat wordt hem door voorzitter M. van Klinken
ten sterkste afgeraden. Kennelijk komt het later
toch weer goed, want in 1938 zet het bestuur
van de 'Geitenvereniging Nieuwerkerk' een
advertentie in de zierikzeesche Nieuwsbode:
'Prov. Bok beschikbaar bij P. J. Smallegange'. Dan
kunnen de mensen weer met hun geit, de 'koe van
de armen', aan een touwtje naar Krabbenhoeke
lopen en terug als ze jonge geitjes willen.
Piet stelt zich in mei 1939 kandidaat voor de
gemeenteraadsverkiezingen als nummer 1 op
3