Kiezen of delen Katholieken in Zierikzee omstreeks 1600 D& (r&&d< leken, en binnen cntea^/U& vw/icJ vA&uwen, d&\cuu een cj/v&te/ies W in het ke/ikekjk leven t& ijielen. In zijn boek Faith on the Margins beschrijft Charles Parker de ontwikkeling van een nieuwe katholieke identiteit na de Reformatie1. Identiteit is in dit verband op te vatten als het verhaal dat je over jezelf vertelt. In die vroege zeventiende eeuw moesten de katholieken hun verhaal herzien. Van aanhangers van de heersende religie waren de katholieken in 1581 tweederangs burgers geworden, die hun kerken waren kwijtgeraakt en die hun geloof niet meer in de openbare ruimte mochten uitoefenen. Het verlies van alle kerkelijke eigendommen leidde ertoe dat leken een veel grotere rol kregen bij de ondersteuning van de priesters en de instandhouding van een lokale katholieke structuur. Deze families speelden een cruciale rol in het voortbestaan van de Katholieke Kerk in de Republiek. Uit deze kring kwam ook de meerderheid van de priesters en geestelijke dochters. De band tussen geestelijkheid en leken werd hierdoor sterker dan voorheen. De Reformatie bood leken, en binnen deze categorie vooral vrouwen, de kans een grotere rol in het kerkelijk leven te spelen. Die uitte zich in het verschaffen van geld en onderdak aan priesters, het bieden van ruimte voor religieuze samenkomsten, in het geven van godsdienstles, en hulp aan armen en wezen. De spreiding van het aantal katholieken in de Republiek in de eerste helft van de zeventiende eeuw was niet gelijk. Hieruit concludeert Parker dat op plekken waar sprake was van een meer agressieve onderdrukking, dit leidde tot meer afwezigheid van priesters. Hierdoor bleven de katholieke gemeenschappen klein. Dat was het geval in de provincies buiten Holland en Utrecht. Toch bleek het mogelijk dat ook daar de katholieken zich handhaafden, zij het aan de rand van de samenleving. Geweld en bloedvergieten De komst van de Reformatie in de zestiende eeuw ging gepaard met geweld en bloed vergieten. In 1540 belandde Paulus Harrouts Zeemplakker op de brandstapel in Zierikzee omdat hij de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de eucharistie loochende2. De toenmalige bestuurders voerden hiermee getrouw de plakkaten uit die door de landsheer waren uitgevaardigd, ter bescherming van de 'ware religie'. Overheid en kerk waren in de zestiende eeuw nauw met elkaar verbonden. Voor de overheid was de bescherming van de kerk een vanzelfsprekende plicht3. In 1555 werd bij de Vrede van Augsburg, die de godsdiensttwisten in het Heilige Roomse Rijk moest beslechten, bepaald dat de vorst de godsdienst in het land bepaalde: wiens gebied, diens geloof. Ook het beheer van de kerkgoederen viel toe aan de heersende godsdienst. Hierdoor werd in delen van het Duitse Rijk het protestantisme de heersende religie. In de Nederlanden, waar de katholieke Philips II in datzelfde jaar zijn vader was opgevolgd als landsheer, was de godsdienststrijd nog lang niet ten einde. De opmars van de hervormers in de lage landen bleek niet te stuiten. Hoe verliep de overgang in Zierikzee? Franciscanen De Beeldenstorm van 1566 was in de stad beperkt gebleven tot de verwoesting van de al in 1552 afgebrande kerk van de minder broeders franciscanen. Door de voorzorgen van het stadsbestuur bleef de St. Lievenmonster- kerk gespaard voor vernieling4.

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2017 | | pagina 11