Nieuw schip, maar...
Invloed weer op
dienstzekerheid spoorboot
Versleten
Liquidatie N.V. Zeeuwsche
Spoorboot Maatschappij
Op 1 maart 1892 werd de nieuwe boot
opgeleverd, de 'Zeeuwsche Spoorboot No.2.'
Het was een voor die tijd een modern schip
met en draagvermogen van drieduizend
kilogram. De boot was berekend op ongeveer
400 passagiers en vijf paarden. Er waren twee
eerste klasse kajuiten. In het vooronder was er
een tweede klasse kajuit, het volkslogies geheten.
Eén van de grote salons was voor niet-rokers!
De directie en bemanning waren tevreden over
deze nieuwe raderstoomboot. Een minpunt was
de niet toegestane diepgang. Deze werd met
een halve voet overschreden. Het binnenvaren
van het havenkanaal van Zierikzee was al
moeilijk door een bank van hard plaatzand
in de haveningang. Met deze extra diepgang
werd het schier onmogelijk binnen te lopen.
De directie onderkende dit en liet veranderingen
doorvoeren. Onder het volkslogies werden
waterballasttanks geplaatst ter vervanging van
de verwijderde blokken ijzererts voorin het
schip. Door het leegpompen van deze tanks kon
men indien nodig de diepgang verminderen.
Tweemaal daags kon nu - hetgeen men in
1872 al voor ogen had gehad - vanaf Zierikzee
naar Middelburg afgevaren worden. Meestal 's
morgens rond half acht en 's middags rond twee
uur. Zondags was er een beperkte dienstregeling.
Het aantal passagiers nam toe van circa 13.000
in de beginperiode tot een kleine 30.000 in de
jaren '90 van de negentiende eeuw.
In december 1911 liep het contract van de
ZSpbM af. De financiële resultaten waren niet
best. Men had te maken met hoge exploitatie
kosten en krimpende passagiersaantallen. Men
had zich ook onvoldoende gerealiseerd (of niet
willen realiseren) dat Schouwen- Duiveland zich
op Rotterdam richtte en niet op Middelburg.
De vervoerstromen via stoomtram van de R.T.M.
en de bootdienst van de R.T.M. tussen Zijpe
en Rotterdam groeiden. Tevens was er een
toenemend gebruik van de fiets. Hoewel het een
'spoorboot' was, lieten de spoorwegen zich er
niets aan gelegen liggen. Lange wachttijden voor
de spoorbootreiziger kwamen dan ook vaak voor.
De dienstzekerheid van het veer werd ook mede
bepaald door weersomstandigheden. Zo leidde
mist tot een dienstontwrichting. Bij mist moest
de spoorboot op het kompas en het gehoor de
ingang van het havenkanaal van Zierikzee zien
te vinden. De heer P. de Bruyne beschreef het in
het Zeeuws Tijdschrift in 1962.
'Van een einde en een begin als volgt:
Raampjes van de stuurhut open. Kapitein
A. Verdoorn en stuurman Krello kijken op het
kompas. Dekknecht Beije staat voorop bij
het ankerspil te luisteren. "Hoor je hem? Oor
je em?" Hem is Jan Verschuur, die met zijn
"orgeltje" bij het huis aan 't havenhoofd het
mistsein geeft. Ineens roept Beije:'"k Öör em"
en wijst naar bakboord vooruit. De machine-
telegraaf tingelt, Krello geeft een beetje roer en
daar verschijnen de havenhoofden met 't oude
gebouw.
Als Verschuur z'n taak volbracht heeft, wandelt
hij terug over de havendijk en levert zijn orgeltje
bij de agent in.'
Langdurige koude en vorst waren het meest
ontwrichtend voor de veerdienst. Eerst viel
dan de dienst op Middelburg uit. Dan kwamen
met de heersende oostenwind en het getij
grote ijsvelden vanaf het Berghse Veld de
Oosterschelde afzakken. Gevolg was dat Katsche
Veer bijna onbereikbaar werd. De Zandkreek
vroor dicht en ten slotte raakte de haven van
Zierikzee ook vol met ijs.
J(t) tr
Vertrek van de T)e 'Zeeuwsche Spoorboot No 1' van
de Zeeuwsche Spoorboot Mij. Tlinks stellingmolen
"Den Haas'. (Foto collectie Gemeentearchief
Schouwen-Duiveland, nr. ZS 1058; uitgave fa.
R.W.J. Ochtman)
20
De spoorboten verouderden en raakten versleten.
Ten behoeve van het comfort van de reizigers
moest men verbeteringen aanbrengen. De heer
P. de Bruyne schreef daar het volgende over:
vooral de "No.l" was oud en versleten en
al had men, ten gerieve van de eerste klasse
passagiers, op het achterdek een dekhuis doen
construeren
Niet alleen de boten waren oud en versleten,
een deel van zijn bemanning was dat eveneens.
er waren nogal wat oude mannen onder
de bemanning. Jacob Manni, de stuurman van
de "No.l", met een hoge rug van het jarenlang
bedienen van het horizontale (onbekrachtigde)
roerrad, staande op de achtersteven
en Louis Vereike, matroos, die zo stijf was dat
hij des morgens uit het vooronder aan dek was
geklauterd maar liever aan dek bleef, omdat
hij het te moeilijk vond naar beneden te gaan
machinist A. Hollebrandse van de "No.l"
bleef om dezelfde reden maar beneden in de
machinekamer, want hij had er zijn hut en kon
die steile ijzeren ladder zo moeilijk op
Van de animo om door te gaan met de
spoorveerdienst was bij alle betrokkenen
weinig meer over. Ook Zierikzee had het wel
gehad met de spoorboot. De 'No.2 kon
regelmatig het havenkanaal niet binnen varen
(diepgang). De maatschappij loste dit dan op
door de passagiers bij Katsche Veer te laten
overstappen op de 'No.l'. De 'No.l' voer dan
naar Zierikzee en terug naar Katsche Veer en
de 'No.2 'van Katsche Veer naar Middelburg.
Het regende klachten over deze omslachtige
reizigersonvriendelijke regeling.
In een briefwisseling tussen president
commissaris Fokker en de Commissie van
Toezicht op de Provinciale Stoomboot Diensten
schreef de commissie tussen de regels door
dat de Provincie Zeeland af wou van de
Zeeuwsche Spoorstoomboot Maatschappij. Zij
wilde zelf een veerdienst op de Oosterschelde
gaan exploiteren. Fokker kreeg het advies het
volgende maar aan de aandeelhouders als
voorstel voor te leggen: de N.V. te liquideren.
In de vergadering van 9 maart 1910 besloot de
raad van commissarissen dit dan ook.
Naren
Vertrek 'Zeeuwse Spoorboot No. 2' vanaf het
Luitje te Zierikzee, circa 1900-1910. (Foto collectie
Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, nr. ZZ E
1535; uitgave van S. Ochtman en zn.)
Op 1 januari 1912 werd de vennootschap
ontbonden. De twee schepen werden verkocht
aan de stoomboot rederij v.h. J. A. van der
Schuyt te Rotterdam. Deze rederij is bereid
de oude spoorboten tegen dagprijs aan de
Provincie Zeeland te verhuren. De oudste spoor
boot voer tot 11 februari 1912, de nieuwere iets
langer tot 3 maart 1912 op de oude vertrouwde
wateren van Zierikzee naar Middelburg vice
versa. De oude stramme zeebonken van die
twee schepen bleven nu aan de wal en hoorden
waarschijnlijk op vaste tijden de scheepshoorn
van hun oude spoorboot nog enige tijd.
Van een begin en een einde is de titel van het
artikel dat de heer P. de Bruyne ooit schreef
over deze spoorbootdienst. Het was eerder een
doorstart van een veerdienst dan een nieuw
begin. De ene vennootschap werd ontbonden
en de andere vennootschap nam materieel en
personeel over. Met nieuwe, vooral Schouwse,
aandeelhouders en stevige subsidie van de
provinciale overheid exploiteerde de N.V.
Zeeuwsche Spoorboot Maatschappij deze
veerdienst bijna 40 jaar.
Bronnen:
- Willem J.J. Boot, De Provinciale Stoomboot Diensten in
Zeeland (2003), pag. 50-55.
- P. de Bruyne, 'Van een begin en een einde' in: Zeeuws
Tijdschrift (1962).
- De Wete, jaargang 32, nummer 4, pag. 18-27.
- P. Brouwer, G. van Kesteren m.m.v. A. Wiersma, Berigt aan
de heeren reizigers 400 jaar Openbaar Vervoer in Nederland
(2008), pag. 388-389, 400-401.
21