Verkeer en vervoer op Schouwen-Duivelana in 1945 Scheiiwenrfyuswdancl (AbüA t&erv een ve/i^eterv eiland dattnteen de ami en het tcJiips vie]. Op het gebied van verkeer en vervoer heeft Schouwen-Duiveland in de vorige eeuw heel wat tegenslagen moeten incasseren. Met name de periodes na de Tweede Wereldoorlog en na de Watersnood zijn hierbij in het oog springend. Omdat over de tijden van na de Watersnood voldoende is gepubliceerd, wordt hier volstaan met het min of meer onbekende verhaal van na de Tweede Wereldoorlog. Geïnundeerd Werkpaarden TBC-gevallen Rinus van Langeraad KAzn. Veel is er geschreven over het noordelijkste Zeeuwse eiland gedurende de Tweede Wereld oorlog. Deze verhalen eindigen in bijna alle gevallen op 7 mei 1945, toen Schouwen- Duiveland, twee dagen na de officiële capitulatie van de Duitsers, eindelijk van de overheersing door onze oosterburen was verlost. Hoe het toen nog geïnundeerde en beschadig de eiland, waar het aan van alles en nog wat ontbrak, verder verging is grotendeels in de onbekendheid gebleven. Erger nog, die toestand ontging op dat moment ook de instanties buiten het eiland omdat men daar in de veronder stelling verkeerde dat heel Zeeland al in oktober 1944 was bevrijd en dus al ruimschoots de tijd had gehad om zich enigszins van de oorlogs ellende te herstellen. Schouwen-Duiveland was daarom toen een vergeten eiland dat tussen de wal en het schip viel. Het bestuurslid van de afdeling Zierikzee van het Nederlandse Rode Kruis, de huisarts jhr. RH. Verspyck, had in die tijd connecties bij het hoofdbestuur van het Rode Kruis. Daarvan maakte hij gebruik om in een gesprek met leden van dat hoofdbestuur in de zomer van 1945 de abominabele toestand op het eiland onder de aandacht van 'Den Haag' te brengen. Dit gesprek werd in september 1945 gevolgd door een uitgebreid rapport van de waar nemend voorzitter van de afdeling Zierikzee van het Rode Kruis, de toenmalige burgemeester van Zierikzee jhr. mr. J. Schuurbeque Boeije, aangevuld met een rapportage over de medische en hygiënische toestand van het eiland door de bovengenoemde dokter Verspyck. Dankzij deze beide geschriften, die zich bevinden in het archief van het Rode Kruis in Den Haag, kan nu toch deze moeilijke periode voor Schouwen-Duiveland, waaronder de enorme problemen met verkeer en vervoer, aan de vergetelheid worden ontrukt. Aan het eind van de oorlog was van de rond 23.500 inwoners van Schouwen-Duiveland het overgrote deel geëvacueerd naar elders omdat sinds half maart 1944 bijna het hele eiland was geïnundeerd met zout water. De resterende inwoners, die zich hoofdzakelijk in Zierikzee en de Westhoek bevonden, waren vrijwel geheel geïsoleerd als gevolg van Duitse maatregelen en het gevaar om zich over water te begeven. De achterblijvers werden sinds november 1944 blootgesteld aan regelmatige plunderingen en terreur van de Duitsers. Ook had het eiland in die tijd te lijden van steeds sterker wordende artilleriebeschietingen en bombardementen van de geallieerden, die immers op enkele kilometers afstand van de zuid- en oostgrens van het eiland zaten. Met name Zierikzee, Haamstede, Oosterland en Bruinisse ondervonden hiervan zeer veel schade. Daarnaast werden de buurtschappen 26 De verwoestingen in het centrum van Oosterland. Foto gemaakt door de amateurfotograaf S.P. Moelker. (foto coll. auteur). Zijpe en Westenschouwen grotendeels door de Duitsers voor defensiedoeleinden afgebroken. Na de bevrijding stond men dus voor de immense taak om dit alles weer in redelijke staat terug te brengen. Daar was allereerst de zorg om zo spoedig mogelijk het land te ontdoen van het zoute water, dat de structuur van de landbouwgrond had aangetast en dat alle bomen en planten had vernietigd, veel gebouwen had vernield of beschadigd en vele wegen en de trambaan onbruikbaar had gemaakt. Gedurende de zomer van 1945 moest een start worden gemaakt met de ontzilting van de grond. Om te beginnen moesten daartoe alle sloten worden gedolven. Dit gebeurde met de hand waarbij in september 1945 ongeveer 500 arbeiders werden ingezet. Deze mensen ontbrak het echter aan voldoende kleding en schoeisel. Zij werkten toen voor een deel op blote voeten. Dit leidde tot nogal wat verzuim, mede doordat veel van de arbeiders in huizen woonden, die ongeveer 15 maanden in het water hadden gestaan en dus zeer vochtig waren. Bovendien was de brandstof gerantsoeneerd en hierin kon niet snel verandering worden gebracht. Ook ontbrak het aan voldoende werkpaarden en boerenwagens omdat de Duitsers die hadden 'afgevoerd'. Door de inundatie was praktisch alle grasland verdwenen. Men was daarom voor het weiden van paarden en koeien aangewezen op de dijkbermen, waarvan een deel nog niet vrij was van mijnen. Het was daarom aan terug kerende boeren slechts toegestaan om één koe en twee paarden mee terug te brengen. Een groot tekort aan melk was het gevolg. Ook de aanvoer van groente en fruit ondervond veel moeilijkheden. De visserij vanuit Zierikzee en Bruinisse kon nog niet worden uitgeoefend als gevolg van de weggevoerde vissersboten en het mijnengevaar op zee. Dit had tot gevolg dat, wat de voeding betreft, er een groot tekort aan eiwit en vitaminen bestond. Daardoor was er een opvallend geringe weerstand tegen huidinfecties. Op Schouwen- Duiveland viel bovendien, evenals in de rest van Nederland, een zeer ernstige toename van het aantal TBC-gevallen te constateren. De infectiekansen werden hierbij aanmerkelijk groter doordat de mensen, door het grote aantal verwoeste en onbewoonbare woningen, dicht opeen woonden. Van de 15 aanwezige artsen, die voor de evacuatie op het eiland aanwezig waren, waren er in september 1945 nog slechts 8 teruggekeerd. Ook ontbrak het aan een schoolarts. De districts-tuberculosearts kwam, door de gebrekkige bereikbaarheid van het eiland, slechts eenmaal per maand op Schouwen-Duiveland. Ook een kinderspecialist werd door de verkeersmoeilijkheden belet zijn 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2018 | | pagina 14