ill® mm ifi 1 Gooikensland Klooster Leliëndale De legger waarin deze informatie ligt opgeslagen. (GASD, Archief stad en gemeente Zierikzee) j ary&t*? Swtrff^ILnu 4yfC Twee schrijfwijzen van het woord 'duimel' of 'dumel'. Afbeeldingen uit de beschreven legger. hectaren grond in eigen bezit. Zij hadden deze polder zelf bedijkt door middel van een 1800 meter lange dijk op te werpen. In de legger worden 17 lof- en rentebrieven genoemd en 7 privilegiën. Een schat aan gegevens dus voor de lokale historicus! Vele percelen in de polder Gooikensnieuwland, Poortambacht, Nieuwerkerke, Kerkwerve, Duivendijke, de polder Zuidernieuwland, Noordwelle, Haamstede, de St. Joostpolder, Noordgouwe en Dreischor zijn van aankoop- of schenkdata voorzien met de persoon of instantie waarvan de gronden afkomstig zijn. Helaas is een aantal bladzijden uitgescheurd. We kunnen daarom alleen maar raden welke percelen op de bladzijden 19 tot en met 25 vermeld stonden. Het betreft hier bezittingen in Zonnemaire en de polder Belois, Nieuwer- kerk, Capelle, Oosterland, beoosten Duiveland (Bruinisse), Sirjansland en in Tholen Kempens- hofstede, Westkerke, Poortvliet, Vossemeer, Tholen, in de Puijcke, Dorloe en Schakerloo. Ook ontbreekt de laatste bladzijde met vermelding van de percelen waarop tienden rusten. In de legger komen we ook Latijnse woorden tegen, waarvan een groot aantal als contractie. Als niet-latinist was het een hele uitdaging om de juiste woorden te achterhalen. Maar ook sommige Nederlandse contracties waren een puzzel. Wat denkt u van deze contractie: 'goetgeslat'? Na lang puzzelen zie je dan opeens wat er staat: Goetgenslant, ofwel Gooikensland. Toponiemen als Wive Meekin in Duivendijk, de Coppijrenblock en de Leghenwech in Noordgouwe of de slicdelinge in Dreischor zijn interessante vondsten. De meest uitdagende transcriptie was het woord 'dumel'. We treffen dit woord aan in deze beschrijving: Litterae (brief) van 1 ghemet lants gelegen in Goetgens Nijewelant, vaet ende dumel mit ons convent gemene, gecoft van Dirck Danckerszoene. Niet eerder had ik dit toponiem aangetroffen. Was het wel goed getranscribeerd? Misschien staat er wel 'duinel' of zelfs 'duivel'? Het Vroegmiddelnederlands woordenboek bood geen uitkomst, ook het standaardwerk van A.A. Beekman, Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland, bleef het antwoord schuldig. Zéér toevallig bleek er op een van de losse bijlagen, behorend bij het archiefstuk, een briefje te zijn met daarop het antwoord! In snel geschreven schrift blijkt dat in Rockuss Sijmons lantstede een blok van 6 gemeten 'vaet ende duimel' ligt! De juiste schrijfwijze was dus gevonden. Ik vermoed dat een du(i)mel een water stroompje) is dat op een vaete (zoetwater drinkplas) uitkomt. Een heel andere vondst werd aangetroffen in het Engelse boek A hundred homeless years van Godfrey Anstruther uit 1958 waarin hij de lotgevallen van de Engelse dominicanen in de periode 1558-1658 beschrijft. Zij werden tijdens de regering van koningin Elizabeth 6 vervolgd en vluchtten, samen met karthuizers en birgittinessen naar het vasteland van Europa. Een gezelschap van 12 dominicanen, van wie 10 nonnen, werd in 1559 in klooster Leliëndale in Burgh opgenomen. Hun geestelijke vader Richard Hartgrave was niet gecharmeerd van de huisvesting en omgeving die hij omschreef als: 'The convent had seen better days. There were but eight nuns, living in ruinous buildings and in dire poverty. The low-lying marshland was daily flooded by the tide, and there was a shortage even of fresh water.' In de vroege lente van 1561 stuurt gravin Margaretha van Parma een zekere Simon Creton op visitatie naar de verbannen Engelse communiteiten. Op 7 april maakt hij een rapport dat overgeleverd is. Dit is een uitermate interessante beschrijving van de omgeving en niet minder van hoe de nonnen moesten leven. Eerst beschrijft hij zijn visitatie aan de birgitti nessen in Termonde en de karthuizers in Brugge. Vervolgens doet hij verslag van zijn bezoek aan de nonnen van Leliëndale. We laten Simon aan het woord: 'Madame, nadat ik Brugge verliet ging ik naar het klooster van Leliëndale in het land van Schouwen nabij Zierikzee waar ik de andere Engelse nonnen vond. Zij waren negen in getal met twee priesters. Dit klooster is zeer arm en zeer slecht gebouwd. Het ligt in een plaats waar ze niet kunnen terugvallen op anderen en alles wat zij nodig hebben moet uit Zierikzee komen dat een drie uur durende reis is. Ik vind dat zij de meest ouden zijn van al de religieuzen en meest zwakken. Zij lijken meer dan half dood. Hun leeftijden variëren tussen de 60 en 80 jaar. Het klooster is gesitueerd in een plaats waar een groot gebrek aan hout is of andere middelen om vuur te maken, iets dat het speciaal voor de ouderen erg hard maakt. Voor het koken en voor de ziekenzorg hebben ze maar één vuurplaats. Zij zijn daarom gedwongen om in die ene plaats samen te zijn, dat een ongewenste situatie voor de zieken is. Nadat ik de nonnen uitgebreid gesproken had schreef ik de geloofsbrief, en ik las het voor. Daarna begonnen zij zachtjes tranen van blijdschap te huilen en zij lieten allen met luide stem lieten horen: "Moge God in zijn goedheid de goede koning Philip en madame van Parma en hun regering behouden." In het allereerste begin van het gesprek vraagden zij mij, zeer bezorgd, naar de gezondheid van de koning en naar uwe Het waarschij nlij k enig bewaarde zegel van Leliëndale hangt onder een certificaat van 19 juni 1546. (Zeeuws Archief, archief Familie Pous en De Savornin, inv. nr. 197). hoogheid, als wel naar graaf De Feria en naar madame De Hornes. Omdat zij geen andere aalmoezen ontvangen, anders dan de jaarlijkse van de koning, vind ik dat zij grote hulp nodig hebben omdat ze erg weinig kans hebben dat zij op krediet mogen kopen in dit oord. Naar wat ik hoor van sommige goede mensen in Zierikzee, zou het vrij eenvoudig moeten zijn om betere huisvesting in de stad voor hen te vinden, vooral in het Begijnhof waar een aantal goede lege huizen staan aangrenzend aan de kerk. Zij kunnen daar behoorlijk gehuisvest worden en hebben daar het grote voordeel dat het een besloten gemeenschap is. Op deze manier kunnen deze arme kleine schepsels ook iets op krediet kopen mocht het gebeuren dat hun pensioen niet op tijd ontvangen zou worden. Ook kunnen zij dan goedkoper inkopen, wat een groot voordeel is voor deze goede nonnen, zo ook goede woningen. Wat nog meer is, de mensen die voor hen zouden zorgen willen dat zij in hun omgeving komen te wonen zodat zij ze kunnen helpen.' 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Stad en lande | 2018 | | pagina 4