- - - -6- poolnachtMaar op welke manier kan de temperatuur, van'het ei op aai juiste hoogte worden, gehouden; natuurlijk niet in een rigst -al was daii'V dan ook nog zo zwaar bedonsd. Dan zou toch de afkoeling te groot zijge om een goede broedtemperatiftur te houden. Neen ook hier toont de na-fv tuur zijn grenzeloze vindingrijkheid, het ei wordt namelijk met behulp! 1 van de dijbenen, die het ei er in klemmen, in een donzige vouw in del15 buik gehouden. De Keizerpinquin broedt dus staande zijn ei uitZijn |f begeerte om een ei uit te broeden is zo groot dat hij, bij. het ohtbreftj ken van een ei, soms een afgeronde ijsklomp gaat bebroeden. E Het gebeurt ook wel, dat dode kuikens als levende wordeh gekoester S< Dit bewijst een grote domheid enerzijds en sterk instinct, dat ondeiT" de barre klimaatsomstandigheden er voor zorgt, dat de voortplanting' doorgang vindt, anderzijds. Nu is het te hopen dat, nu de Pool meer en meer ontsloten wórdt, d H ze schitterende vogels zullen worden beschermd tegen de onbeschaviiij en geldhonger der mensheid, maar naar alle waarschijnlijkheid zullen exploitanten, die de poolvorsers meer en meer verdringen, er geen weerstand tegen kunnen bieden, bezitter te zijn van een prachtige pinquinhuid totdat er, wanneer er nog 2 over zijn, er een verbod tot neerknalling komt, maar dan is het weer eens te laat. Nu iets over de andere belangrijke pin.quinsoortde Adélie De Adélie is volwassen circa 60 cm en Is gekenmerkt door buitenge wone moed en zwerflust. Hij vertoont s cms grote domheid en dan'weer een scherp instinct en juiste beoordeling. Hun grappig optreden hee: op menig verhard poolgelaat een lach te voorschijn' geroepen. De Adélie's broeden precies als onze vogels in het voorjaar (novem ber, december) 2 eieren ter grootte van een ganze-ei. Zij bouwen hun nesten van afgéironde steentjes, die, hoe meer gebiuikthoe waarde voller zijn. Met deze steentjes worden ookmop een bijzondere en inte ressante wijze, de huwelijksaanzoeken gedaan. Als broedterrein wordt weer een vlakte of kale bergrug'gebruikt Ten eerste wensen zij een goed uitzicht -zoals alle vogels trouwen- en ten tweede is het een veiligheidsmaatregel, daar de ook wel in di zomer voorkomende sneeuwstormen op een kale vlakte geen opwaaiende sneeuwhopen kunnen vormen waar de pinquin met nest en al onder be dolven zou worden. Tijdens de broedtijd en ervoor, worden doorlopend onder elkaar steen tjes en eieren gekaapt. De brutaalste en,handigste pinquin1s hebben dus de meeste steentjes en presteren het ook om, in plaats van twee, drie eieren uit te broeden. Na ongeveer een 3-weekse broedtijd, waar- in ze nog wel eens een sneeuwstormpje te verduren krijgen en .doorlo pend op moeten passen voor hun buren en hun doodsvijand de Grote. Skui meeuw, die steeds de pinquinkolonieS belaagd, en even onbewaaktekui kens of eieren rooftkomen de eieren uit Wanneer de kuikens uit zijn-, kömt een zware tijd voor de ouders, das ze hard groeien om snel volwassen ;te kunnen zijn (na circa 4 weken) en dus daardoor zeer veel eten. Eeuwen geleden waren waarschijnlijk de pinquin's nog met gewone vleu gels versierd, maar de noodzaak tot aanpassing aan het veranderde klimaat en de voedselbron in zee, deed de vleugels tot rudimentaire stompjes veranderen, die de zeer goed zwemménde en duikende pinquin' min of meer als roeispanen dienen om de door hun poten (met zwemvli< zen) ontwikkelde snelheid nog te verhogen. Wanneer de ruiperiode is aangebroken in de nazomer, betekent dit voor deze dieren vasten, daar hun voedsel (plankton) en kleine visje natuurlijk-uit hun koude sop moet wórden gehaald en deze handelingen door.het ruien onuitvoerbaar worden gemaakt. Tegen dé tijd da&de "eeuwige" nacht aanbreekt, hebben ze hun beschei ming weer en wordt de zware vetlaag aangelegd, tegen de naderende poolwinter. H.L.Verspeyck, OVERIG VERENIG INGSNIEUWS- leden. Een verlies leed de Vogelwacht door het overlijden van de echtgenot van landbouwer Quist'Zij vooral was hét, die de klutenstand bij de Koudekerkse inlage door voortdurende zorg zag toenemen van enkele pi ren, tot ongeveer 50 paar. Niets was haar teveel, als het om "haar" vogels ging. -Voort^-

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1958 | | pagina 6