- 5 - a. het vinden van dode vogels (of andere warmbloedige dieren) in bouwland of boomgaard, nadat er vergif gespoten is. (zo mogelijk ook de dode vogels meebrengen) b. gevallen, waarin broedende vogels e.d. geen hinder van bespuitingen onder gronden (hot broed dus normaal ontwikkelde). Bij voorbaat hartelijk dank. Haamstede. J.P.C.Boot. JACHTVOGELS (vervolg) Ins ons nummer van september 1959 vermeldden wij o.m.dat de volgende vogelsoorten als "waterwild" worden aangemerkt: a. alle soorten ganzen, behalve Brandganzen, Rotganzen en Canadaganzen. Op deze drie soorten ganzen mag nie worden gejaagd. b. eenden, behalve Eidoreenden, Bergeenden, Krooneenden, Zee-eenden en Zaagbekken. Ook deze met name genoemde eendesoorten z:;in beschermd. c. Watersnippen, Poelsnippen en Bokjes. d. Goudpluvieren en e. Meerkoeten. Onze wilde ganzen hebben hun broedgebieden voornamelijk in noord Skandinavië (Lap land en Finmarken.)Het zijn echte trekvogels die in het winterhalf jaar in afwis selende aantallen, ook Schouwen-Duiveland bezoeken en het is juist daar dat vaak veel brandganzen te zien zijn. Ook op de slikken bij Zonnemaire en in de buurt van het Dj.jkwater komen vaak veel wilde ganzen voor. Op Schouwen-Duiveland wordt niet zoveel jacht op wilde ganzen gemaakt. I-Iet is een waakzame vogel, die zeer moeiliik te benaderen is. Bij strenge vorst kan het oen jager nog weieens gelukken over het ijs van een sloot een troep wilde ganzen te besluipen, maar zijn kansen blijven gering. Om Rotganzen te zien kan men beter eens een tochtje naar de Koudekerkse en Westen- schouwense-inlagen maken, waar deze ganzesoort tot ver in het voorjaar verblijf houdt. Op wilde ganzen is de jacht als regel geopend van 1 september t/m januari.(30 jan.) Van de eendesoorten zijn in deze streken slechts de wilde eend, de Slobeend en de Wintertaling voor do jagers van belang. Op andere soorten, als Toppereend, Kuifeend en Smient wordt niet veel gejaagd, we gens de mindere kwaliteit van de "bout". Vooral deze laatst genoemde soorten zijn slechts wintergasten, die bij strenge vorst in grotere aantallen op het eiland ver blijven. Veel wilde eenden en een kleiner aantal Slobeenden broedt op Schouwen-Buiveland, waarvan een groter aantal in het duingebied. Door het verdwijnen van houtopstanden, sloten met rietkragen en andere ruige terreinen in het "vlakke" van Schouwen, ging veel broedgebied voor do wilde eend verloren. Gewoonlijk begint de wilde eend reeds in het begin van maart te nestelen. Een logsel bestaat uit 12-13 eieren en de broedduur bedraagt ongeveer 25 dagen. Het vrouwtje, dat alleen broedt, dekt bij het verlaten van het nest de eieren af. Eieren van het gevederd wild mogen niet worden gezocht en geraapt. De in mindere mate voorkomende Slobeend is herkenbaar aan de brede, lepelvormige snavel, terwül het mannetje hel lere kleuren (bruin en wit) vertoont dan de woerd van de wilde eend. De eieren van de slobeend zijn iets kleiner dan van de wilde eend, maar overigens ziin legsel en broedduur gelijk. In zeer gering aantal broeden in het duingebied op Schouwen de Zomer- en de Winter taling. Aangezien de Zomertaling in het najaar wegtrektis deze kleine eendensoort van weinig belang voor de jacht. De jacht op eenden is als regel geopend van 24 juli (wilde eenden), van 18 augustus (slobeenden en talingen) en van 1 september (overige soorten waarop de jacht open gesteld wordt) tot en met 13 februari (wilde eenden) en 30 januari (overige soor ten) Goudpluvieren, noch meerkoeten zijn van belang voor de jacht Op Schouwen-Duiveland. Wat de meerkoet betreft, zijn deze slechts in het winterhalfjaar op het eiland waar te nemen en er zijn ons de laatste jaren geen broedgevallen meer ter kennis gekomen. Van de snipachtigen wordt in onze streken alleen op de watersnip en soms op het bokje jacht gemaakt. Een enkel broedgeval van de watersnip is hier waargenomen. Het is een echte vogel voor drassig terrein. Vfordt tijdens de jacht een watersnip opgespoord, dan tracht hij z^jn belagers te ont vluchten door pijlsnel - maar zigzagsgewijze - weg te vliegen. Het legsel van de watersnip bestaat uit 3-4 eieren en de broedduur bedraagt onge veer 20 dagen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1960 | | pagina 5