3.
Een onzer leden ontdekte in de Westhoek een verlaten Wulpenest
Trekgegevens
In de maand juni verbleef geruime tijd een zwarte zwaan in
de kreek in het afgedamde "Dijkwater" te Dreischor. Aangezien deze soort
zwaan niet in Europa in het wild voorkomt, zal de vogel wel zijn ontsnapt
uit een of ander dierenpark.
Ook werd in juni in de "Zoute Haert" onder Ncordwelle een in zomerkleed
gestoken dodaars waargenomen. Een broedgeval werd echter niet' vastgesteld
In de laatste helft van juli verbleven in de "Vroonpias" te Renesse enige
jonge geoorde futen.
Een hop (op doortrek) werd 31 augustus te Haamstede gezien.
Op 10 september werd een aanvankelijk moeilijk te determineren vogel bij ons
gebracht. Het dier leefde neg, maar was er dermate slecht aan toe, dat
het de andere dag reeds gestorven was. Het bleek een "Kleine Jager" te
zijn. Het jeugdkleed maakte het zo moeilijk de juiste soort vastyte stellen
13 September kon in de Westhoek reeds een trek van Goudhaantjes worden
waargenomen.
Onze inlagen en karrevelden.
Voor de waad- en weidevogels zijn de inlagen
en karrevelden op ons eiland van een uitzonderlijk grote betekenis. Reeds
eeuwen lang liggen ze daar en de vogelwereld heeft geslacht op geslacht
de trek naar deze plaatsen herhaald. Het was niet alleen de gedekte tafel
welke bij eb buitendijks gereed lag en de trek bevorderde, maar ook de on
beroerdheid van die terreinen, waar spade noch ploeg het voor ons onzicht
bare bacteriënleven bevorderde. Dat verborgen leven was het nu juist wat
de vogels aantrok. Bovendien was het op deze terreinen rustig. Slechts
een schaap of een koe kon spelbreker worden, maar daar waakte de scherpe
snavel van de vogel wel voor, dat haar nest niet werd verstoord.
Hoe menigmaal kan men zien, dat een kleine vogel zulk een groot dier op
de vlucht jaagt.
Hoe zijn die inlagen en karrevelden zo geschikt gemaakt voor vogelarlj?
Dat is al een oude geschiedenis, waarvan niemand met zekerheid het be
gin kan aanwijzen, want zij waren er reeds in de dagen van Graaf Eloris V.
De eersten zullen wel ontstaan zijn spoedig na de indijking van de polder
Schouwen. Eerst was die polder verdeeld in zes grote stukken. Begrijpelijk
had toen niet ieder dier stukken een kaveldljk van gelijke grootte. Dat
woord "kaveldijk" wil eigenlijk zeggen een in kavels, dat is in stukken,
■verdeelde zeewerende dijk, waarvan elk stuk of kavel werd toegewezen aan
een bepaald persoon. Eigenlijk betekent het woord "kavel" lot. Zulk een
kavel werd dus door het lot aan iemand toegewezen om te onderhouden. Oud
tijds deden dat niet de kantonniers van Schouwen, maar de boeren zelf.
De een deed dit slechter dan de ander, waardoor moeilijkheden ontstonden.
Wanneer de storm loeide en de zee kookte, was zulk een slecht onderhouden
stuk dijk daar niet tegen bestand en brak door. Het gebeurde, dat er som
tijds zoveel van zulke slechte stukken dijk waren, dat men vreesde, dat bij
de eerstvolgende storm de dijk op vele plaatsen tegelijk zou doorbreken.
Ook kwamen "grondbraken" - dat zijn grondverzakkingen - voor, die het som
tijds onmogelijk maakten, een dijk te kunnen behouden. Wanneer men dat ge
waar werd, begon men een nieuwe dijk te leggen op kleine afstand van de
bestaande zeedijk.
Zo'n nieuwe dijk werd gemaakt van de grond, welke tussen de zeedijk en de
te maken "inlaagdijk" of "slaperdijk" lag. Er was oudtijds nog iets dat dit
alles bevorderde. Dat was de ongelijke verdeling van de "dijklasten"
Wanneer zulk een inlaagdijk gelegd werd, moest dit reeds onder het bewind
wan Floris V betaald worden door de gehele polder Schouwen. Het onderhoud
van de zeedijken moest echter verzorgd worden door de daarvoor aangewezen
boeren die het dichtst bij de zeedijk woonden en omdat er toch een inlaag
dijk lag, werden sommigen van hen wel eens zorgeloos.
Dat is wellicht een der redenen geweest, dat inlaagdijk na inlaagdijk meer
landwaarts werd gelegd en daardoor een groot deel van Zuid Schouwen aan
de zee werd prijs gegeven.
Een weinig beter werd het, toen in 1423 de Graaf bevel gaf, dat ook zij,
die niet aan de zeedijk woonden, iets moesten bijdragen aan dit onderhoud,
ook al was dat geen oplossing, omdat de bijdrage veel te gering was en
niet over alle gemeten werd verdeeld.
Op goed vertrouwen legde hij toen een wulpe-ei in het nest van een Schol
ekster, in de hoop, dat deze het ei zou uitbroeden en de jonge wulp groot
zou brengen. Inderdaad werden later de oude Scholeksters gezien in voort
durend gezelschap van een jonge wulp, zodat dit experiment slaagde.