- 5 - appelboom (juli 1957). Een prachtgelegenheid om het te bestuderen. Het is erg klein en heeft een komvorm. Als bouwstoffen worden heel dunne pla.nten.ve ze lsdraadjes, haren e.d. gebruikt, terwijl het van binnen met een viltachtige laag wordt bekleed. Voor dit laatste maken de vogels veel gebruik van de zaadpluisjes van de Schietwilg (Salix alba)de wilg dus waarvan onze knotwilgen ("kopbomen") worden "gemaakt", en verder van het pluis van de abeel (Populis alba), dat in de zomer eveneens in grote_mas sa's voorhanden is. De viltlaag van het nest ziet er door het gebruik van dit pluis dan soms ook uit als een sneeuwwitte deken. Dikwijls zien we de vogels in de buurt van de fruitschuur naar nestmateriaal zoeken. Een hele tijd kunnen ze soms zitten trekken om een draadje los te krijgen uit een dot poetskatoen. Bij dat verzamelen van bouwstoffen zijn ze altijd samen, maar er is er maar een die het werk doet. De ander kijkt toe (en uit wellicht!). Is er genoeg "opgeladen", dan vliegen ze naar de bouw plaats, meteen aan ons verradend in welke richting we moeten gaan zoeken. Daarom leggen we soms wel opzettelijk wat zaadpluis van de balsempopulier (dat is nog veel groter en aanlokkelijker!) op het dak van een rommel- schuurtje vlakbij. Prompt komen de bouwers het - gezellig kneuterend - weghalen. Een Putter, afgeladen met dit pluis ziet er wel heel koddig uit. Net een klein kerstmannetje! Wat het aantal eieren betreft, we hebben legsels gevonden van. vier, maar ook van vijf en zelfs zes stuks. De kleur van de eitjes is bijna, wit, met rossige vlekjes en puntjes, waardoor het geheel er enigszins rose uitziet. Hoe la,ng de broedtijd duurt en of beide partners zich hiermede ombeurten bezig houden, hebben wij niet kunnen nagaan. Wel broedt het vogeltje erg vast. Het snaveltje met de rode kopveertjes zijn dan juist boven het nestje sichtbaar. Bij bespuiten of nevelen van de bomen blijven ze rustig op het ne st Volgens Brehm worden de jongen eerst met kleine insekten gevoederd. We hebben dit niet kunnen controleren, maar wel hebben we tijdens het fruit- dunnen dikwijls gezien dat putters de onderkant van de bladeren der top- scheuten nauwkeurig afzochten naar bladluizen en deze ook opaten. Al spoe dig wordt da,n overgeschakeld op zaadvoedering. Dit zaad halen ze ver bui ten de boomgaard. Mogelijk heeft ieder paar zijn eigen zaadveld, want ze vliegen in alle richtingen. Ik heb ze dikwijls zaad zien verzamelen van allerlei distels in duinpannen, zag ze ongeveer een halve km in de pol der (waar nog geen houtgewas groeide tengevolge van de overstroming in 1953) op ongebruikte gronden (herverkaveling) zaad verzamelen van Klein Eruiskruid (Senecio vulgaris) dat daar erg veel voorkwam. Voorts zag ik ze veel op dikwijls nog in de omwindsels gesloten "kaarsjes" van de paar debloem en in het groepje korenbloemen in mijn tuin. Vooral dat laatste was een prachtig gezicht, die twee kleurige vogeltjes tussen het koren- bloemenblauw Aangezien het genoemde lage nestje niet ver van de schuur lag en de bewo ners ervan - evenals trouwens de meeste Putters in onze boomgaard - vrij mak waren, wilde ik van deze gelegenheid gebruik maken om er een paar kleurendia,'s van te maken op het moment dat de jongen werden gevoerd. Op een dun paaltje werd een schijncamera" in de buurt van het nest geplaatst, om de vogels wat te wennen en een pa,ar dagen later, op de eerstvolgende vrije dag zat ik al om 8 uur in mijn schuilhokje in spanning te wachten op de dingen die komen zouden. Ik had gerekend in een uur tijd toch wel een stuk of vier opnamen te kunnen maken, zoals ik wel bij andere kleine vogels bad gedaan. Wat kwam ik bedrogen uit! De eerste keer dat de ouders met Toer kwamen was om 8,45 uur. Dat viel juist op het moment dat een prote wolk de zon verduisterde. Geen foto dus! Dan maar even naar het voeren kijken. Terwijl de ene vogel met braakaohtige bewegingen de wijd opengesper de snaveltjes trachtte te bevredigen, zat de a.ndere een pa,a,r meter hoger op een wiebelend twijgje uit te kijken, af en toe iets roepend, dat zich laat beschrijven ongeveer als "piekelija"Daa,rna werden de rollen omge keerd en toen beide vogels hun voorraad hadden opgevoerd, vlogen ze tesa- men hoog over het geboomte weg, elkaar telkens toeroepend "stiekelniek, stiekelniek" Bijna een vol uur bleven ze weg! Met de zon ging het nog steeds niet naar wens. Liever geen foto dan een slechte foto dacht ik en bleef geduldig wachten. Weer bijna een uur! Maar toen werd mijn geduld beloond. Niet alleen dat de zon er volop bij was, maa.r de vogels weken van de eerder geconsta teerde gewoonte af en kwamen alle twee tegelijk bij het nest! Dat mocht ik niet laten glippen! Even tikte de sluiter van de camera.. Even keken de ^ogels wat verwonderd na,a,r de camera, maar ze lieten zich niet storen en Toerden rustig verder. Het werd totnutoe mijn beste opname va,n de Putter.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1961 | | pagina 5