Als ik later nog eens opnamen van Patters maakte, ging ik tussen het voeren door rustig een kopje koffie drinken. En inmiddels heh ik gele dat het door de ouders gehaalde zaa.d eerst in de krop een voorbewerki moet ondergaan, vandaar dus die lange tussenpozen. Zoals bij vrijwel alle jonge vogels is het ook bij de Putter zo, dat wan er van boven wat in de snavel is gestopt, er aan het andere.eind van vogeltje weer iets uit komt! Maar de ouders gunnen zich blijkbaar niet tijd om dit behoorlijk op te ruimen en zo wordt het vooral bij bijna, volu sen jongen rond het nest een vieze smeerboel. Iets wat men van zo'nu vogeltje niet zou verwachten! Als de jongen uitvliegen vertonen ze nog niet het mooie kleed van ds ders. Alleen het geel op de vleugels is dan nog maar ontwikkeld. Een lang blijft het broed dan nog gezellig bijeen, meestal in de windschern verscholen. Als dan de ouders met voer aankomen wordt de stilte verbr ken en is het een vrolijk geschetter. Later vormen ze nog wel grotere groepen en trekken ze het land in. Gaarne komt de Putter op drinkplaatsen voor vogels. In het droge jaar 1959 goten we in de zomer geregeld wat water in de goot van het reeds meer genoemde rommelschuurtjeMerendeels waren het Putters, die er k men drinken. Dat zich in hetzelfde water even te voren merels of meze hadden gebaad bleek geen bezwaar te zijn. De zang vind ik erg moeilijk te beschrijven. Het is een opgewekt klinke vlugge opeenvolging van allerlei kwettermotief jes en "draaitjes" en vi meestal ten beste gegeven vanaf het hoogste topje van een populier of wilg, liefst vanaf een dode tak met ruim uitzicht. In de buurt van he wijfje klinkt een kort "diedelaju"waarbij tevens met het hele lichaam een zwaai van ongeveer 90 graden wordt beschreven (balts?) Rivalen of te vrijpostige buren worden met een scherp serrerrerrerrerbuiten he territorium gebracht. Is de vogel angstig, dan hoort men een klagend "dia, ji" Ik herinner me één geval van schade, veroorzaakt door de Putter. Ja,re geleden hadden we eens wat geselekteerde witlofwortelen gepoot om zaa van te winnen. Voordat het zaad echter rijp was werd het geregeld door putters weggehaald. Daartegenover is de vogel nuttig door het verniet van vele onkruidzaden (chemische onkruidbestrijding is wel meer afdoet en schadelijke kleine insekten. Boomgaarden gebruiken ze alleen als hr plaats. Ze zijn er absoluut onschadelijk. Als natuurlijke vijanden van de- Putter kan ik uit eigen waarneming noem Kauwtjes en Vlaamse gaaien. Vooral eerstgenoemde komen soms in groepe van 6 tot 10 stuks uit het naburige bos van het Slot Haamstede (duinz de boomgaard afstropen en wee de vogels, die hun nest niet al te goed hebben verborgen! Een enkele "lijmstokker" die hier een paar jaren gel goede zaken dacht te kunnen doen-, werd door medewerking van de bevolk onschadelijk gemaakt. Eén keer hebben we een nest met dode jongen aangetroffen na benevelin van de fruitbomen met systox (een zeer giftige fosforverbinding met a cholinestera.se werking). De nevel is vermoedelijk door de huid van de vrij naakte jongen in het lichaam gekomen. De laatste jaren worden min giftige middelen gebruikt met toch ook wel voldoende insektendodende king. Behalve voor de Putters is dat ook voor onszelf "gezonder". Of onze Putters zich ook zullen vestigen in de nu opgroeiende moderne fruitaanplantingen (smalle :-spillen") met lage windschermen en in hoe verre hun bestaan gevaa.r loopt door de steeds meer opdringende chemis onkruidbe strijding, die hun voedselplanten ernstig kan bedreigen, zal naaste toekomst ons leren. Laten we er het beste van hopen. Haamstede, mei 1961. J.P.C.B. Nog een nagekomen opgave van nieuwe leden; B.Leenders van Hendrik Ido Ambacht en M.Geluk van Haamstede. - 6 -

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1961 | | pagina 6