- 3 - rogels welke dit ja,ar wederom op Schouwen-Dujveland hellen gelroed. ju de meeste broedvogels ons eiland reeds hellen verlaten, zijn wij in staat een meer uitvoeriger overzicht te geven van de totale broedresul- taten. ?y maakten er in ons juni-nummer o.m. melding van, dat de Grote stern lit jaar niet als broedvogel op "Hompelvoet1! terugkeerde en dat deze vo gel naar "de Beer" op Rozenburg «as getrokken. Kort daarna stelden wij set genoegen vast, dat de vaste kolonie broedende Grote sterns in de We- rersinlaag (Middenschouwen) een niet onbelangrijke uitbreiding had onder gaan. Naar schatting waren er dit jaar in die inlaag 600 paar. 5en verheugend feit, als men weet, dat zuidelijker dan Schouwen in ons Land niet veel grote sterns meer broeden. Bijzondere Iroedvogels werden niet waargenomen en noch de oeverzwaluw, soch de nachtzwaluw werd dit jaar als broedvogel opgemerkt. Opvallend was de toename van het aantal broedende Meerkoeten (inlagen, üjkwater, Moermond, Vroonpias te Renesse). Ook de Dodaars broedde in die 'roonplas, evenals het Waterhoen. Zoals reeds eerder werd vermeld, hebben dit voorjaar in het duingebied ieer veel wilde eenden gebroed en de weersomstandigheden zijn gunstig ge- leest voor het opgroeien der jongen, zodat van een gunstig eendenjaar an worden gesproken. Ook de Slobeend broedde in groter aantal dan voor bande jaren. Wat de Bergeend betreft, ook deze vogelsoort was weer in ruime mate rertegenwoordigdZoals te doen gebruikelijk, kwamen ook nu weer weinig ionge bergeenden tot wasdom. De meeste jonge vogels vielen weer als lacht offer van allerlei natuurlijke vijanden (katten, kleine roofdieren, 'oofvogels en niet te vergeten de Zilvermeeuwen) op hun weg van het duin- ;ebied naar de zuidkant van het eiland. Dank zij de beschermende maatregelen, neemt het aantal bergeenden jaar ip jaar toch toe en deze mooie vogel is dan ook gedurende een groot deel an het jaar op Sohouwen-Duiveland waa,r te nemen. Als altijd was ook de Kluut weer alom als broedvogel aanwezig. Hun aan- al neemt op ons eiland jaar op jaar toe. Dat van deze vermeerdering in ie Koudekerkse inlaag niet veel is waar te nemen zal wel gezocht moeten orden in het feit, dat elk paar kluten een bepaalde oppervlakte terrein ls voedselbron nodig heeft en dat voor deze inlaag het maximum aantal luten is bereikt. Een toename was er zeker in de Weversinlaag, waar op e eertijds aangebra,chte nieuwe eilandjes veel kluten hebben gebroed. Ook ip de landerijen aan de zuidkant van het eiland en de nog bestaande "kar- evelden" bij het Pikgatkwamen veel kluten voor. Reigers hebben weer gebroed in de bossen te Haamstede en te Schudde- ieurs. Hun aantal was niet minder dan voorgaande ja,ren (circa 25 paar). Het aantal wulpen da,t in het duingebied broedt, blijft elk jaar vrijwel oastant op circa 10 h 12 paar. Voor deze vogel, die wel zeer op rust s gesteld, is het te hopen, dat zo weinig mogelijk terreinveranderingen a zijn broedgebied worden aangebracht. Ook de Stormmeeuw handhaafde zich dit jaar weer in de Verklikkerdui- en. Hun aantal is niet groot (15 paar). Helaas is deze broedvogel naar en beperkt broedgebied teruggedrongen door de aanleg van meerdere paden oor de duinen. In de domaniale duinen genoot de zilvermeeuw slechts bescherming bin- en een afgepaald gebied, waarin een verantwoord aantal tot broeden kwam. ader geleide hebben zeer velen deze broedkolonie bezocht. De Verklikkerduintjes (strand) tot voor enige jaren nog een unieke broedplaats voor dwergstern en strandplevierkunnen nu wel als zodanig orden afgeschreven. De duinaanwas is dermate groot, dat komplete duinen Dn. ontstaan, die de mooie schelpenvelden deden verdwijnen en daarmede jj et gezochte broedterrein voor gemelde vogelsoorten. Het natte winter seizoen deed in die duintjes nog wel enige zoetwaterpiassen ontstaan en en klutenpaartje kwam daar tot nestelen. Wij vrezen echter, dat van de onge kluten niet veel is terecht gekomen bij gebrek aan het nodige voed- - el en door de aanwezigheid van veel zilvermeeuwen. 1( Wat de zangvogels betreft, ook deze waren in de westhoek weer overal anwezig. Veel jonge putters echter zijn gevallen als slachtoffer van de auwtjes die in de voornaamste broedplaats van de putter, het z.g. Boeijesbos" te Burgh, danig hebben huisgehouden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1961 | | pagina 3