Het merkwaardige is, dat in de natuur vaak- de vreugde juist beleefd wt - aan de kleinigheden. De aankomst van de eerste wielewaal op Schouwen doet ons iets. Het stille wonder te' aanschouwen van het zwa,re karwei, een kuiken van de zilvermeeuw moet opknappen, om uit zijn eischaal te komen, stemt ons prettig. P< De stadsmens in deze vreugde te laten delen is een dankbare, maar ook een moeilijke taak, omda,t het een ieder niet gegeven is,- zijn kennis om- trent het natuurgebeuren op een ander over te dragen. Soms vinden wij ook wel eens een beetje kinderachtig om te trachten de dingen net zoij, vertellen, als wij ze np dat moment hebben beleefd. Zo zaten we eens op een julidag in 1954 in een schuilhut op Terschell:'I toen wij een bergeend voorbij zagen wandelen. Zij had nog slechts een joi[' bij zich, die zij op de moeilijke weg van het konijnenhol naar de slikken H uit de bek van de vraatzuchtige zilvers had weten te redden. Opeens d<l( een zilver naar beneden, pikte het jong op en vloog er mee weg, terwij de moeder bergeend triest gakkend achterbleef. We waren er allemaal te), pot van, ook al wisten we drommels goed, dat de natuur zich aan onze selijke gevoelens niet wenst te storen. Het kost me ook a'ltijd moeite d: r; verhaal zo maar, zonder sentimenteel te worden, aan anderen te vertel i; it Als vogelwachters kennen we natuurlijk het spreekwoord: elk vogeltje r( zingt zoals het gebekt is. Laat een ieder maar proberen op zijn eigen, eerlijke manier te vertellen over dat, wat hij zoa.1 met de vogels op' Sci li wen heeft beleefd. Dit kan op de "meeuwenexcursies", op de zangvogel-); excursies; dit kan misschien ook wel eens in de vorm van een praatje j een camping of een recreatiecentrum. En we moeten vooral door ons gedi buiten een zwijgend voorbeeld zijn voor de stadsmens. Als hij op een Vog([< wachtexcursie meegaat, dan leert hij van de excursieleider hoe hij zich buiten in die natuur moet gedragen. Ragt een excursieleider zo maar dr door de bosjes heen of pakt hij een vogeljong ruw beet, dan kunnen wij i de vakantiegangers, die hem als voorbeeld nemen, moeilijk anders verwal 1( ten. r' O' Laten we voora.1 niet denken, dat de stedeling veel van vogels weet. Hi kan nauwelijks een spreeuw van een. mus onderscheiden. Maar wel zal hij Li elke aanmoediging om zelf eens te trachten de vogels wat beter te leri fi kennen, graag aanvaarden. We moeten echter niet vergeten, dat dit werl 1 nimmer snel zijn vruchten zal afwerpen. Het zal veel tijd, energie en gt duld vragen om deze taak vol te houden, doch het is een taak, die wij 1 wille van de vogelstand op Schouwen moeten volbrengen. Indien de steds® ling de waarde van de natuur heeft leren erkennen, dan zijn de vogels k hem veilig. Ook dit is vogelbescherming! T, J Wiet alleen de vogels, ook de stedeling zal de Vogelwacht dankbaar zijl Li als hij in staat wordt gesteld mee te kunnen genieten van het boeiende gi S;chouw se vogelleven. We moeten natuurlijk niet streven na.a.r de toes tan: dat niemand Schouwen op ma.g zonder kijker en "kist" en er niet af 'mag fi hij tien vogels in de vlucht kan herkennen. Vakantie betekent ook nog i g: iets als lekker luieren, eens een hele dag zo maar niets doen. Ma,ar ji het werk van de Vogelwacht, zoals nu al met de "meeuwenexcursies" geit zal zijn vakantie op Schouwen zo veel waa,rdevoller maken. Dan zal een echte Schouwse badgast de vraag, of zijn vakantie goed was, nimmer meei mogen beantwoorden met: "Ja, hoor! We hebben weinig regen gehad en hei j eten was er prima!!" drs.J.Mennema. h g

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1962 | | pagina 6