men op een tijdstip, dat daarvoor geen voedsel te bemachtigen was. Het is maar een veronderstelling, maar de feiten wezen er wel op. Zwarte kraaien, kauwtjes en in mindere ma,te eksters en vlaamse gaaien, hebben op"diverse broedterreinen weer danig huis gehouden en veel leg- sels van weide- en andere vogels zijn door deze schadelijke vogels geroofd. De oeverzwaluw broedde dit jaar weer te Renesse en voor het eerst ook te Burgh. De broedplaats te Renesse is echter zeer kwetsbaar én het zal no dig zijn, daa,r enige voorzieningen te treffen om beschadiging der nesten tegen te gaan. Door controleurs Vogelwet en leden-vogelwachters werd ook het afgelopen seizoen weer veel aandacht geschonken aan onze broedterreinen. Vele uur tjes hebben zij zich belangeloos ingezet voor het goede werk van de vogel bescherming. Uiteraard kan niet altijd worden voorkomen, dat toch nog eieren worden geroofd en nesten worden vernield. Zo werd in de Koudekerk- se inlaag een jongen betrapt die enkele nesten va,n kluten leeghaalde. In de Domaniale duinen vernielden onverlaten het legsel van een Kleine brit se mantelmeeuw. Bij het nest stond notabene een bordje-, waarop de vogel soort was vermeld. Op het Schelphoekterrein, waar de laatste jaren wat tamme ganzen huizen, werden de bebroede eieren van een gans stukgegooid. Dit zijn toch nog uitingen van vernielzucht en een blijk van weinig liefde voor de Schouwse avifauna. De vraag is dit voorjaa,r wel gerezen, of het aantal weidevogels dat op het eiland broedde, niet minder was dan voorgaande jaren. Na. het seizoen met zijn late legsels, kan wel worden aangenomen, dat het aantal weidevo gels nog is meegevallen. Patrijzen en fazanten hadden een droog voorjaar, een gunstige omstandig heid voor de jongen van deze vogels. Echter zullen daarvan door de soms te koude nachten, wel slachtoffers gevallen zijn. Dit najaar geeft zeer weinig jonge patrijzen te zien. In het duingebied zagen wij minder slobeenden dan verleden jaar. Ook ta lingen wanen daar weinig te zien. Wilde eenden en bergeenden waren weer in grote mate vertegenwoordigd. Samenvattende, kan het voorjaar 1962 niet in alle opzichten gunstig wor den genoemd voor de op Schouwen-Duiveland verblijvende vogels. Bepaalde soorten waren in mindere mate vertegenwoordigd, terwijl jonge vogels veel te lijden hadden van het te koude weer. Hieronder geven wij een overzicht van de belangrijkste broedgebieden; De z.g. "Aanwas" te Oost er land. Een door een a,a,rden wal omgeven groot terrein dat door zijn ruigheid, de aanwezigheid van veel water en dra.ssige plekken, uitermate geschikt is voor het aantrekken van veel broedvogels. Een' gunstige factor is ook, dat het terrein rustig wordt gehouden. Een juiste opgave van de aantallen en de soorten in dit reservaat gebroed hebbende vogels is niet te geven. Wij weten daa,r echter als broedvogel o.m de kluut, de tureluur, de kievit, de scholekster, de wilde eend, de kok meeuw, het visdiefje, waterhoentjes en de strandplevier. In de omgeving van Viane bij Ouwerkerk, werden wel veel kluten gezien. Zij hebben ter plaabse in gering aantal gebroed op de omliggende landerijen Te Ouwerkerkachter de caissons, is een inlaagje met veel water en een zandige strook waarop als broedvogel voorkwamen; de kievit, de scholekste: de kluut en de strandplevier. De daarnaast gelegen, thans geheel geïsoleerde inlaag, herbergde als broec vogel; de bergeend, de dwergstern, het visdiefje, de noordse stern, de kievit, de scholekster, de kokmeeuw, de kluut, strandpleviertjes en de bontbekplevierEen inlaag met in het voorjaar veel broedvogels, die van-: af de inlaagdijk gemakkelijk zijn te observeren. 1 Het D ijkw at e r bij Sir-Jansland, lijkt wat stiller te worden. Dit kan zijn oorzaak vinden in het feit, dat de landbouw in dat ingedijkte gebied steedt intensiever wordt beoefend. In de broedtijd ronken daar ook de tractoren, waardoor de vogels worden verontrust. Ook een langzame verzoeting van het Dijkwater zou van invloed kunnen zijn op deze teruggang. Niettemin waren f in dit reservaat weer behoorlijk wat broedvogels. Aldaar hebben gebroed; het waterhoen, de meerkoet, de wilde eend, de patrijs, de kokmeeuw, de dwergstern (zeer gering aantal), het visdiefje en de noordse stern, de kievit, de tureluur en de scholekster. Ook de strandplevier, de bontbek plevier en enige paartjes kleine pleviertjes waren weer vertegenwoordigd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1962 | | pagina 3