- 5 - den van een zodanige omvang, dat er populaties worden bedreigd. Toch is het nodig, dat de verantwoordelijke instanties van een land samen werken om op grond van opgedane ervaringen verder onheil te voorko men. Het onderzoek, dat er op is gericht te "bepalen welke toepassin gen en welke concentraties van "bestrijdingsmiddelen nog aan hun doel be antwoorden zonder gevaarlijk te zijn, is in dit opzicht van groot belang. Dergelijk onderzoek wordt in vele landen verricht. Er is door deze onderzoekingen aangetoond, dat het gebruik van een aantal bestrijdingsmiddelen van voldoende sterkte en nok voorgeschreven concentraties mogelijk is, zonder dat dit onaanvaardbare nevenwerkin gen, b.v. ten aanzien van vogels, tot gevolg heeft. In het voorjaar van 1960, voornamelijk in maart en april, was in Ne derland het aantel meldingen van vogelvergiftiging door landbouwver giften ongewoon groot. Bij onderzoek bleek, dat verreweg de meeste reeds bekend gevallen van massasterfte het gevolg waren geweest van het gebruik van parathion 80%). Van een aantal gevallen was bekend, dat de vergiftiging het gevolg wa,s van het met opzet uitleggen of uit strooien van vergiftigd graan, erwten of vogelzaad met het doel hout duiven, kraaiachtigen of meeuwen (op Schouwen-Duiveland ook wilde- en bergeenden (Red.)) van het akkerland te verwijderen. In veel gevallen werden grote aantallen vogels, behorend tot verscheidene soorten, ge vonden op één perceel. Dit was meest het behandelde perceel. Vaak be trof het 'erwtenland, maar ook pas ingezaaide rogge, tarwe, haver, gerst en spinazie werd wel zo behandeld. Er sterven niet alleen vogels door opzettelijke vergiftiging, maar ook als gevolg van zaadbehandeling met ontsmettingsmiddelen en door bespuitingen. Zo was een bestrijding van veldmuizen in 1951 fataal voor talloze grauwe ganzen in de Noord oostpolder. Niet steeds werden de vogels dood gevonden op of nabij de met ver gif behandelde percelen. Het is zelfs opvallend, dat daar, waar de grootste aantallen vogels werden gevonden (op verschillende plaatsen langs de binnenduinrand) de meeste slachtoffers stierven ver van de plaats waar zij het vergiftigde voedsel hadden opgenomen. Dit is met zekerheid geconstateerd op Schouwen, op Voorne en op de V/ add ene i lan den. Op Vlieland is er in het voorjaar van 1961 niet met vergif ge werkt. Er stierven evenwel duizenden vogels als gevolg van parathion- vergiftiging. Het betrof daar voornamelijk van z.w. naar n.o. doortrek kende vinken, spreeuwen en lijsterachtigen, die vermoedelijk op Texel waren vergiftigd. De massasterfte onder de vogels in het open duin, in het bos en in de duinen op Vlieland is zeer opvallend geweest. Vele vielen dood uit de lucht of uit de bomen, andere o.a.. veel vin ken scharrelden s avonds wat rond bij water om hun dorst te lessen en waren opva,llend mak. De volgende morgen werden talloze dode vinken aangetroffen. Veel vogels ook vielen bij het overtrekken dood in zee. Waarnemingen tonen aan, dat de vogels kunnen dood gaan geruime tijd na het opnemen van het vergif en tenminste één tot meer kilometers verwijderd van de plaats van vergiftiging. Het kan da.a.rdoor gebeuren, dat landbouwers, die het middel hebben te baat genomen, om op hun ak kers vogels te bestrijden, niet eens hebben gemerkt, hoeveel vogels daardoor, zonder dat zij het wilden, zijn omgekomen. Het is onmogelijk een overzicht te geven van de juiste aantallen en soorten doodgevonden vogels. Op Schouwen-Duiveland en voornamelijk in de Westhoek, zou men meer dan 1000 dode vogels hebben gevonden. Een opmerkelijk groot aantak, al dient men hierbij wel in aanmerking te ne men, da,t zich in dat gebied veel booroga.a,rden bevinden, die afwisse lend met vergiften bewerkt worden. Onder in totaal 55 soorten vielen slachtoffers, waaronder veel zangvogels en vogels, die voor de land en tuinbouw uiterst nuttig zijn. Hoeveel muizen hadden b.v. de in het verslag van het RIVON vermelde dode 20 torenvalken, 20 kerkuilen en 9 andere uilen niet kunnen opruimen, waren zij niet vergiftigd geworden? Ook de dood van 100 buizerds in ons land en het verlies van zekeX 1000 veldleeuwerikken geeft te denken. De vergiftigingen hadden "vtrij- wel zonder uitzondering plaats op akkerland en waren gericht tegen zaadetende vogels, voorna.melijk duiven, roeken en kauwen. De meeste slachtoffers zijn dan ook onder de zaadetende soorten geval len. Toch vielen niet de meeste slachtoffers onder de soorten waarop men het gemunt had. Meeuwen, duiven en kraaiachtigen vormden 30% van het aantal slachtoffers.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1962 | | pagina 5