Iet gaat regelrecht cok naar St .Marie-de la-mer. ïe stoppen aan de kant van een grote, ondiepe plas. Een km. afstand ver ziien we enige honderden grote vogels op hoge poten in de plas staan: flamingo's, de parel van de CamarguePrachtvogeIsimposant gezicht, rooral nu ze cp de vleugels gaan en de hemel in vlammende arabesken zet- en, in kleuren van glinsterend rood keper, naast sneeuwwit en purper en ose. We vernemen, dat ze dit jaar "broeden in Noord-Afrika. t Is een tref, dat we dit schitterende schouwspel te zien krijgen en zo ufcauw Op St.Marie-de la-mer is 't een hele drukte met al die Zigeuners, in hun slordige, kleurrijke tooi. We gebruiken waf in een herberg en starten maar weer. Onze leidsman, die hier meer geweest is, intervieuwt een verkenner, f deze ook broedplaatsen van de steltkluut weet, want de Echasse stelt taat als foto-object No.j op mijn programma, immers - broedt hij al eens Ln Nederland - hier moet hij in kolonies broeden en de fotograaf dus be tere kansen geven. delaas, de man weet niet, waar ze dit jaar nestelen. 3e steltkluut is zo'n onberekenbare vogel! En de Ca.ma.rgue is zo groot! ïeen direct doel dus. Dan maar de vlakte op en afgewacht of niet een toe- 'I tal ons op een solitair broedend paartje doet lopen. Geen succes! e komen bij een weiland, met gewoon gras, in 't midden moeras, dus water. Soog daarboven een grote vlucht grijs- met witte vogels, andere laag boven 't moeras, vele op de nesten half in 't water - witwangsterns-. Een enkel paartje broedt soms in ons land. Sn dan verzuim ik een kans op deze vogel, omdat de steltkluut me maar al io er voor ogen zweeft. Jammer, jammer, ik had hier een mooie kans op een nieuwe vogel geha,d! En de steltkluut? Daar zou ik al die dagen geen nest van zien! Maar dat wist ik toen niet. Pinksterzondag reden we zowat de hele da,g rond, ma,a.r de steltkluut liet verstek gaan. Ik begon heel anders ever die sprookjesachtige Camargue te denken, kreeg een gevoel van heimwee na.a.r Schouwen met zijn ma.oht van vo gels-zo-bij-de-hand! Ik liet de gedachte aan de steltkluut varen en ging de volgende Maandagmorgen gaarne mee na,a.r een eilandje in een der étangs, dat de kleren zo hoog mogelijk opgestrorpt, in een kwartier tljds wadend kon den bereiken. Dat bleek echt een stukje Schouwen te zijn. Daar broedde nu van alles: bnze kluut, visdiefje, bontbek en strandplevierde lachstern, die de laatste jaren, ook al in een of enkele pa.a.rtjes in Nederland broedt en nog al meer. Maar de vogels bleken al te schuw voor camera en tent, zo dat ik slechts één enkele opname van een lachstern kreeg. Op weg naar ons logies vloog nog een scharrelaar (Fr.rollier), hier thuis, langs ons heen, een trekker, die in het voorjaar ook wel in ons land wordt gesignaleerd. Voorts zagen we in plassen langs de weg de kleine zilverrei ger en de purperreiger, welke laatste elk jaar in beperkt aantal in on^e zoet-waterplassen in het Naardermeer, Utrecht en Overijsel b.v. broedt. Ook kruiste nog een kudde van de befaamde wilde zwarte runderen onze weg. Een kleinere vogel, met schitterende kleuren, werdt ook wel op de trek in ons land gezien, de bijeneter. In de Comargue is hij inheems, broedt hij. Pogingen, de laatste dag, om deze te fotografere-n, faalden. Ik had de Camargue in een kleine week "gedaan".

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1962 | | pagina 7