- 4 - De grootste bezwaren tegen het vangen met netten golden en gelden nog steeds niet de Nederlandse eendenkooien, maar het vangen van dui zenden, zelfs honderdduizenden en miljoenen zangvogels in België, Frank rijk, Italië, Spanje en Portugal. Het gaat daarbij om verschillende soor ten. Lijsters, leeuwerikken, piepers, spreeuwen, vinken, zwaluwen, rood borstjes enz. Deze worden alle gevangen op de trek, vooral in het na jaar. Deze vogelvangers oogsten daarbij zonder gezaaid te hebben. Bij de Nederlandse eendenkooien liggen de zaken grotendeels principi eel ander3. Men kent in het buitenland dit kenmerkend Nederlandse be drijf niet voldoende en veronderstelt daardoor, dat de eendenkooien even erge moordkuilen voor de uit Noord-Europa, doortrekkende eenden zijn als de netten en de vogelvangfuiken van de Franse en Italiaanse vogelvan gers voor de zangertjes. Het is daarom voor het kooibedrijf van het groot ste belang aan de ware verhoudingen bekdndheid te geven. Wanneer duide lijk is aangetoond, dat het merendeel van de Nederlandse eendenkooien door het uitzetten van broedkorven en door zorgvuldig beheer in belang rijke mate bijdraagt tot de productie en dat er in vele gevallen zelfs minder eenden worden teruggevangen dan de jaarlijkse aanwas naar schat ting bedraagt, dan kan men het voortbestaan van het Nederlandse kooi- kersbedrijf goed verdedigen. Men zal zich na.tuurlijk ook goed moeten bezinnen op 'de functie van die eendenkooien in ons land, die uitsluitend of bijna, uitsluitend trek wild vangen. Daar liggen de verhoudingen principieel anders. Voor alle kooien geldt, dat duidelijke op cijfermateriaal berustende voorlichting nodig is betreffende de vangsten, o.a. vergeleken bij de aantallen eenden, die in binnen- en buitenland worden geschoten. Medewerking aan het on- "derzoek van het I.T.B.O.N. is voor de kooibedrijven daartoe de aangewezen weg. De na,tuurbeschermingsbiologen hebben voor deze zaken een open oog. Zij waarderen de eendenkooien in verschillende opzichten. De overheid is evenwel gebonden aan de eens te Parijs gemaakte afspraken. Het is echter niet de opzet de kooibedrijven als zodanig te doen uitsterven. Wanneer het Ministerie van O.K. en W. bereid is eendenkooien te kopen, heeft dat niet de bedoeling de kooi lam te leggen, uit te schakelen en te ver vallen. Eën van de doelstellingen van deze aankopen is juist het instand houden van de kooien en van het Typisch Nederlandse kooikersbedrijfDe als natuurreservaat aangekochte kooien.mogen van natuurbeschermingsstand punt bezien geen dode monumenten worden. Het mceten levende eendenkooien blijven. De eendenkooien zijn n.l. voor het waterwild in Nederland van groot belang en de natuurbescherming zou hen niet willen missen. Aller eerst vormen de kooien met hun naaste omgeving terreinen, die wat betreft waterstand, begroeiing, enz. geschikt zijn voor eenden en .andere water en moerasvogels en« op hen een grote aantrekkingskracht uitoefenen. De kooien zijn daardoor als het ware toevluchtsoorden (refugia)die aan waarde winnen naarmate de ontginningen, herontginningen, verbetering van ontwateringssystemen, ruilverkavelingen en wegenaanleg Nederland 3teeds minder geschikt doen zijn voor het wa.terwild. De eendenkooien wor den zelfs tot een soort waterwildreservaten door het kooirecht. Er heerst daardoor rust in een groot gebied. De betekenis daarvan moet niet worden onderschat. Deze reservaat werking is in de vangtijd natuur lijk betrekkelijk. Zij blijft evenwel aanwezig, in ieder geval voor de soor ten, die niet worden gevangen. Buiten de vangtijd, in broedseizoen, in de winter en gedurende de trektijden heeft het kooirecht helemaal een wa- terwildreservaatfunctieook al omdat er door de aanleg van de kooi en zijn omgeving gunstige fourageermogelijkheden aanwezig zijn. De kooirechten en de kooien zelf zijn niet alleen van.belang voor de eenden, die vroeger of later mogelijk eens in de kooi wbrden gevangen. Tal van andere vogels profiteren ook van de gunstige levensmogelijkheden, die daar worden geboden. Heel vaak ziet men doortrekkende wilde ganzen bij voorkeur pleisteren en fourageren in de nabijheid van eën kooi. Voor wilde zwanen geldt in bepaalde gevallen hetzelfde, en het aantal door trekkende steltlopers, dat de rust en de voedselrijkdcm van de eendenkooi- gebieden opzoekt is zeer groot. In het broedseizoen zijn de graslanden rondom kooien vaak rijd aan wei devogels, zoals kieviten, grutto's, tureluurs, kemphanen, watersnippen. Het is geen toeval, dat bij het aankopen van weidevogelreservaten vaak de keus is gevallen op graslandcomplexen in de nabijheid van eendenkooien. Het kooibos is zonder uitzondering rijk aan bosvogels. Er broeden in wei nig andere bosjes zoveel soorten en zoveel paren op zo klein bestek bij elkaar. In de trektijd zijn de kooibosjes voor de doortrekkende zangertjes \A?p-y»P noQQn

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1964 | | pagina 4