Over de Kardinaalsmuts en een aantal dieren. Als er één plant is, waart ij de samenhang die in de natuur tussen planten en dieren bestaat, goed is waar te nemen, dan is dit de kardi naalsmuts (Evonymus europaea. L.) In de Schouwse duinen zal men deze struik slechts zeer sporadisch aantreffen, dit in tegenstelling met de Kennemer Duinen b.v., waar hij veel voorkomt. In Schouwenziet men de kardinaalsmuts wel hier en daar in de wegbeplanting en in tuinen of bij buitenplaatsen (Schuddebeurs) Het is een struik die tot drie meter hoog kan worden en die ook op de schraalste gronden nog gedijt. Hij heeft een sterk ontwikkeld herstel lingsvermogen. De in mijn tuin staande exemplaren zijn eens door konijnen van onderen geheel geschild. Toch groeiden ze vlot verder. Ze staan er nu al meer dan 25 'jaar en ik heb er heel wat waarnemingen bij kunnen doen en zodoende ook veel genoegen aan beleefd. Trouwens de fraai ge kleurde vrucht je3 alleen al maken hem in de herst tot een waar siera.ad in de tuin. De bloempjes zijn klein, ongeveer een centimeter in doorsnede. Zij zijn lichtgroen van kleur en meestal viertallig (een "sterretje" met vier punten). Eigenaardig is het dat men aan een'en dezelfde struik zo wel mannelijke als vrouwelijke, maar ook tweeslachtige bloemen kan aan treffen. (Het in ontwikkeling achter blijven van één of twee dezer bloem vormen geeft aanleiding tot zeven mogelijkheden! Op -plaatsen met veel Evonymus kan men dat in de herfst duidelijk zien. Er zijn dan struiken vrijwel zonder vruchten te vinden. Da.t zijn die met bijna, alleen manne lijke bloemen). Is de bloem door haar groene kleur nu niet bepaald opvallend, de prachtige vruchtjes maken dit tekort aan schoon later ruimschoots goed. Hun gelijkénis met het hoofddeksel van een geestelijke gaf de plant de naam kardinaalsmuts. De vruchtjes zijn vierhokkige doosjes. Er komen echter ook wel enkele twee-, drie- en vijfhokkige tussen voor. Zij zijn heel mooi gekleurd, variërend van karmijn tot steenrood. Bij het opengaan van de "mutsjes'" komen de door een oranje mantel omgeven zaden te voor schijn. Ze hangen dan een tijdje aan een witte draad uit de vruchtjes en vooral dan vormen deze een kleurrijke a,anblik voor degene, die zje eens van vlakbij bekijkt. Blijkbaar werken deze kleuren ook aantrekkelijk op sommige vogels-. Merels en roodborstjes zie ik dan dikwijls de struiken bezoeken en van de zaden eten. Ze gaan er gemakkelijk voor zitten, bij tussenpozen een zaadkorrel wegtrekkend uit de vruchtjes. Deze zaden zijn nog al groot (tussen een tarwekorrel en een kleine erwt in). Vooral voor de rood borstjes is het consumeren van zulke zaden dan ook erg bewerkelijk. In november 1963 zag ik ook enkele malen een zwartkop- van de za.den eten. Het laatst .op de 24e. Het za.1 wel de bedoeling van de natuur zijn, dat op deze wijze het zaad van de kardinaalsmuts wordt verspreid. Of het passeren, van het vogeldarmkanaal daarbij noodzakelijk is om een goede ontkieming van het zaad mogelijk te maken, durf ik niet te beweren. In dat geval immers zouden er in de omgeving van mijn tuin zaailingen te vinden zijn. In al die ja,ren zag ik er geen enkele. Van een aantal zaden dat ik eens zaaide, zo van de struik, dus zon der dat de vogeldarmweg eraan te pas kwam, kiemde er geen. Alle voort- plantingsraateriaa.1 van mijn struiken (er kwamen al heel wat liefhebbers om een "stekje") k-eeg ik langs vegetatieve weg (van wortelopslag). We komen nu toe aan de behandeling van een aantal Insekten die in direkt verband met de kardinaalsmuts kunnen worden genoemd. In de bloeitijd, de nektar ligt dan open en bloot onder in de bloemboden, dus zo voor het "grijpen", worden de struiken druk bezocht door honingbijen, vliegen, wespen en kevers. Bekijken we in de winter, maar dan wel gewapend met een vergrootglas, de twijgen eens goed, dan zien we soms in de buurt van de knoppen ëën of meer langwerpige eitjes van nog geen twee millimeter lang. Ze zijn zwart gekleurd. In het ene jaar zijn ze er soms massaal, om in een ander jaar geheel te ontbreken. Het zijn de wintereieren van de zwarte bonen- luis (Aphis fabae). Dit insekt behoort tot de bladluizen en deze heb- ben een zo eigenaardige levenscyclus, dat we er toch even bij stil wil len staan. Laten we beginnen bij dat wintered. In het voorjaar komt hieruit een larve, die al heel veel op de volwassen luis gelijkt en dus niet is te vergelijken met de rupsen van andere insektengroepen. Spoedig is deze larve opgegroeid tot een volwassen ongevleugeld wijfje. (Mannetjes komen n.-~ nit dip wintereieren!). Deze wijfjes nu gaan zich snel

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1964 | | pagina 6