- 5 - Verrukt staat zijn vriend op, "beschrijvingen, die 3 dikke hoeken vullen hebben ze al gezien. "Hoe, zyn er nóch meer Schoonheden te zien, wat draalen wy dan? Zonder langer onder uw dak uit te rusten, staa ik op, en volge U Ze gaan bloemen bekijken, waarvan onze vriend Martinet zegt, dat men de Bloemen, gelyk de Einders, wel met eenige vrolykheid en genoegen be schouwd (want zodaanige aandoening heeft de Schepper gewild, dat zy op ons hart zouden maken). We laten ons deeze vrolykheid regt smaaken. En behalve vrolykheid, zijn de Bloemen waare sieraaden in de Bouwkunst; 't Zyn de Bloemen, die in onze vertrekken de stinkende uitwaassemin- gen verdryven en opslorpen; die zelfs des nagts op eene tafel voor onze bedsteden geplaatst, ons heimelyk versterken, en de gezondheid begunstigen; t Zyn de Bloemen, die den vermoeiden Staatsman, den in gespannen Geleerden, den afgematten Reiziger of Arbeider eene onge- meene verkwikking schenken.-; 't Zyn de Bloemen, die in Indië en Tur- kye tot een voornaam optooisel in wooningen en op klederen dienen; gelyk dit plaats vindt by onze Vaderlandsche Jufferen, die ze op haare Zonnehoeden draagen. Ze zyn aldaar eene soort van stille Taal. (Hy be doelt dus hiermee, dat het gemoed van de bewoner of de draagster af is te lezen aan de soort, de schikking, de kleur enz. va,n de bloemen, waar men zich mee omringde). Hy gaat verder; 't zyn de Bloemen, die ons aantoonen, in welk jaarge- ty wy ons bevinden- 't zyn de Bloemen, die ons de gesteldheid van het Land, deszelfs aart, vetten of mageren grond aanstippen. De gouden Boterbloemen groeien niet in de Koornvelden, maar in de weiden. De blaauwe Koornbloem, de roode Klaproos ontmoet men niet in de Beemden. En zo ga.at het door, bladzyden vol over de bloemen, de geuren, over de kleuren, (de koleuren), de geuren, enz. "Myn waarde Leerling, beschouw slegts de Bloemen, beschouw de ge- schaapen waereld in den Morgen, Middag en Avond, en gy zult hiervan meer leeren. Dit is de beste school. Nimmer zult gy hier een broddel werk of eenige desharmonie, anders zo veeltallig voorkomende in de Menschlyke Werken, vinden." Deze 4 boekdelen bevatten ook pla,ten, sommige met de hand ingekleurd. Ieder onderschrift getuigt ook hier weer van grote eerbied jegens de Formeerder, zoals onze predikant het aanduidt. Met wonderbaarlijk geduld tekende men toen - 200 jaar geleden - door sneden van bloemen, van za,den, van stengels, de zaadpluisjes enz. op de koperen plaat. Het is een lust deze afbeeldingen te bekijken, deze boeken te lezen en te herlezen, deze verhalen, opgeschreven vanuit een totaal andere wereld dan de onze, al liggen ze slechts enkele generaties achter ons. We kunnen ons een vrij goed beeld vormen van het hele jaar rond, omdat hij alle seizoenen zo uitvoerig beschryft, breed uitgemeten krijgen we het onder ogen. Zouden we het nu wagen, enige van deze volzinnen in het openbaar prijs te geven, al gauw zouden we het met de vakbonden aan de stok krijgen! Luister, hier komt een alinea., waarin de lof wordt bezongen va.n het Gras! t Is waar, men kla,a,gt over deszelfs stout indringen wegens eene verspreiding der zaaden, en het welig groeien in onze Tuinen; doch is er een beter middel dan 't Gras, om de Luiheid van sommigen weg te neemen? Zyn er geene arme Einders genoeg, die wy aan het wieden kunnen zetten, of daa.rdoor den kost laa,ten winnen?" In deze lof van het gras past ook zijn mededeling, dat het een zegen is voor ons allen, omdat er dagelyks in Noordholland honderd duizend ponden Kaas gemaakt worden, volgens eene vrye gewisse rekening. Dat Martinet een wijsgerig man was, getuigt ook zijn uitlating, dat het slecht is, direct na het eten, a.ctief te zijn. Neen, zegt hij, "na den maaltyd moet men niet denken, peinzen of arbei den. De Spysverteering, die zo noodig is voor onze gezondheid, wordt door alle Zielsingespa,nnenheid gestoord, belemmerd en verdorven. Let op de Dieren; zy liggen na. het eeten te rusten, en dan niet zo maar ergens rusten, neen prent dat eensvooral in uw geheugen, de brandende Middagzon moet altyd vermyd (vermeden) werden, vooral nu in de zomer. De Zon, gelyk nu, een ongedekt Hoofd "beschynende, doet altyd nadeel, en verwekt hoofdpyn of eene kwaal. Ik zeg dus noch eens, let op de Dieren. Ossen en Koeien zoeken den lommer der Boomen. Blyven wy dan ook in huis, tot dat het koel wordt".

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1964 | | pagina 5