- 6 -
Ook de stengels van het Bitterzoet gebruikten we om op te kauwen.
In de sloot waren plaatsen met veel riet. Maar ook groeiden er grote pla
van onze prachtige wilde iris, de lis (wij noemden ze "scharenslijpers", w
om is me onbekend). Dan was er ook de lisdodde, die we wel verzamelden v
winterboeketten. De Schouwse benaming was "lampepoesters" of kortweg "po
ters". Niet zo heel lang voor de overstroming van 1953, toen er op veel
sen nog volop van deze "poesters" groeiden, werden ze wel verzameld en n
de veiling in Rotterdam gestuurd. Niet zo opvallend, maar toch de moeite
eens van naderbij te bekijken was de Egelskoplangs de slootrand hadden w
op Valeriaan, waarvan de meester op school vertelde dat uit de wortels e
geneesmiddel werd gemaakt. En dan was er nog een heel bizondere plant, m
daar stonden er altijd maar een paar van, in het hoekje van de sloot tege
Meeldijk, de Kaardebol.
Mijn plantenopsomming is natuurlijk verre van volledig. Maar met opzet het
al dat gewone "gedoe" als Speenkruid, Madeliefje "koeiebloempje"Paai
bloem (hier maar liever geen Schouwse naam), Boterbloem "pinksterbloem",
ring, Kraailook, enz. maar laten rusten.
Wanneer men bedenkt, dat vele planten tijdens de bloei afhankelijk zijn van
sekten (deze verzorgen immers de bestuiving)dat omgekeerd ook weer vel
sekten de planten nodig hebben omdat zij er als larve op of in leven en a
volwassen dier zich met nektar en/of stuifmeel voeden, dan is het begrijp
dat in het weitje een massa vliegen, zweefvliegenhommels, wespen, keve
vlinders enz. te vinden waren. Bij de vlinders was in die tijd de Dagpauwc
een gewone verschijning. Als je er tegenwoordig een ziet kan het in de ki
Ik maakte er kennis met een van onze kleinste pijlstaartvlinders, het Kle
Avondrood. In mei en juni, in de avondschemering (misschien ook wel sna
maar dan was ik er niet) bezochten ze de bloemen van de Lis en de Koekos
bloemen om er de nektar uit te puren. Zij doen dit vliegend en staan dan
trillende .vleugels a.h.w. een tijdje stil in de lucht vóór de bloem, met
ontrolde zuigtong de nektar zoekend. Het zijn prachtdierenhoofdzakelijk
gekleurd (ook het lichaam) met wat geel en olijfgroen erdoor. Ik heb er e
een aantal gekweekt vanaf de eitoestand. De eitjes had ik aan de Meeldijk
vonden op zgn. Echt Walstroéén van de planten, waar ze als rups op lei;
Dat Echt Walstro groeit veel in de duinen, het heeft welriekende kleine
^ee£Vinseë?en^"wor 8MS in allerlei ontwikkelingsstadia door vogels gegeteri
zo ontbraken de vogels ook niet in het weitje, al waren er ook bij, dio n
tot de., planteneters (zaadeters) behoren.
In willekeurige volgoraegaan^weze even na.., n
JaarljjEs broedde er ae .Wiiae .Eend, enkele malen,, zelfs in een scheef gewas
knotwilaIn het riet ieder, jaar,éen (jsoms., tweepaar Waterhoentjes. In
do wintermaanden ontdekte, ik er de Waterral,. Een.enkele keer zag ik er
een Ijsvogel. EensT,yona ik in, hef net het., kunstig aan de stengels opgeJ;
ten nestje .van de, Kleine, Karekietmaar gelet..op ae zang moet gii. yogeli
el ieder jaar hebben gebroed, Merel en, Zanglnsternwaren er natuurlijk vf
ewonersIk herinner me ook oroeagevallen van de Rmgmus i, "kopboommus j
holle knotwilgen en onderaan de elzenstronken waren altijd nestjes te vix
van één van onze kleine schetteraarshet Winterkoninkje ("duumpje"). Ie
jaar broedden er ook een paar Steenuiltjes ("katuil"). Ze waren er vrijwe
hele jaar door en ze zorgden er wel voor wat levendigheid in de nacht, i
Soms hoorde ik ze vanuit m'n bed met hun "koewiew-koewiew-geroepEn,
wat zal er nog meer hebben gebroed of op trek of in winterkwartier zijn i
dat ik niet zag? Van Kool- en Pimpelmees h.v. vond ik er nooit een nest.
dat zal wel aan mij gelegen hebben, want mezen waren er genoeg in de bome
struiken te zien. Tijdens de trek ook Goudhaantjes. En in de winter troki
ook hier de groepen Sijsjes door de elzen om zich te voeden met de zaden
de "proppen"
Toen kwam 1953. De overstroming trof ook de Burghse polder. Het voormali
weitje werd Herverkavelingsgebied
Wanneer U nu op de Meeldijk staat, op de plaats waar Groenlandsweg in wei
lijke richting de Burghse polder in leidt, bevindt U zich voor het stukjê
grond, dat in z'n vorige staat de aanleiding vormde tot dit schrijven.
Zou er nog iets te vinden zijn van de vroegere natuurrijkdom?
Haamstede, december 1964, J.P.C.Boot.
In verband met plaatsgebrek is dit stuk van boven iets in elkaar gedrukt
en later ook wat bekort