- 3 - LIJST VAN IN HET WILD VOORKOMENDE PLANTEN OP SCHOUWEN-DUIVELAND Het ligt in de "bedoeling van de heren J.P.C.Boot en J.Viergever en ondergetekende om een lijst samen te stellen van alle in het wild op het eiland voorkomende planten. In deze lijst worden tevens opgenomen alle planten, die vroeger zijn voorgekomen, maar thans zijn verdwenen. Ten einde de gegevens zo volledig mogelijk te verzamelen, wordt een ieder, die vindplaatsen van niet-a,lgemene planten kent, verzocht deze door te geven. Het is ook mogelijk planten ter determinatie toe te zenden, maar een telefoontje of een briefkaartje met een aanduiding van de vind plaats verdient de voorkeur, omdat dit het onbedoeld uitroeien van zeld zame planten kan voorkomen. Dr sJMenne ma, DE STAARTMEES Uit aantekeningen, die we over het voorkomen van de sta,a.rtmees als broedvogel van Schouwen maakten, blijkt dat dit, over meerdere jaren ge zien, aan flinke schommelingen onderhevig is. Na er een groot aantal jaren geen enkele melding over te hebben ontvangen en er ook zelf geen broedgevallen van te hebben aangetroffen (waarbij uiteraard niet uitgesloten ma,g worden dat een enkel geval niet werd opgemerkt) scheen in 1953 weer een "opgaande- lijn te beginnen. De heer C.v.d.Velde, fruitteler aan de Jonge Jan Boeije's weg te Haamstede,' berichtte in mei van dat jaar dat bij de ingang van zijn be drijf, vlak bij zijn woning, in een iepenboom een bolvormig nestje was te zien, dat zo prachtig met korstmos was gecamoufleerd, dat het als het ware één geheel vormde met de stam van de iep. Een opening was er niet in te zien! Het bijbehorende vogeltje, dat helemaal niet schuw was, was "net een lange staart met een klein bolletje veren er aan!" Twijfel was niet meer mogelijk! Een broedgeva.1 van de staartmees! Toen enkele dagen later de vogelgeluiden-excursie van onze vereniging toevallig juist in deze omgeving (gebied rond "Gadra") werd gehouden en de deelnemers door de Jonge Jan Boeije's weg huiswaarts keerden, kon men, hoog in de iepen, het pas uitgevlogen broed zien buitelen om de takjes. Tere, echte mezengeluidjes, als "siet-siet" en "ti-ti", dienden blijk baar om de familie bij elkaar te houden. Af en toe klonk van één van de ouders een waarschuwend geluid, ongeveer als "tserrr". Kleuren konden we tegen de zonverlichte hemel boven ons niet onderscheiden. We moesten volstaan met te constateren dat het, nu van de volle vrijheid genietende, groepje er uit zag als een stel levend geworden muzieknoten (zonder vlag!), dat zo uit onze zang-, piano- of welke andere bundels dan ook kon zijn ontsnapt. In 1959 ontdekte de heer M.Evertse, beheerder van de bossen van het Slot Haamstede, een staartmezennest aan de Kloosterweg, nabij de driesprong Vertonsweg. Het nest lag ongeveer op manshoogte en was van een meer langgerekte vorm. Ondanks het drukke verkeer (van Haamstede naar het vliegveld en de vuurtoren) dat er geregeld langs kwam, verliep alles naar wens en vlogen de jongen uit. Eveneens in 1959 vond dezelfde waarnemer een nest vlakbij het Slot Haamstede in een sierstruik, dat eveneens uitvliegende jongen opleverde. In de nazomer en najaar trokken herhaaldelijk groepen staartmezen langs de duinzoom tussen Burgh en Haamstede. Al op afstand waren ze door hun geluid te herkennen. In 1960 konden de volgende notities worden gemaakt. Op 7 februari een paartje staartmezen bij mijn kippenhok, in hoog- opgaande populieren en wilgen. Op 15 april een pa,ar, dat spinrag verza.melt in de afbraak van een oud schuurtje in de dorpskom van. Burgh. Kennelijk aan het bouwen dus. Ze vliegen.ermee in de richting van onze boomgaard, maar de nestplaats kan niet worden vastgesteld. Op dezelfde dag en volgende dagen komt hetzelfde paar geregeld op de kardinaalsmuts struiken in mijn tuin en voedt zich daar met de tal rijk aanwezige jonge exemplaren van de zwarte bonenluis. Op 21 april wordt het nest gevonden! Het is nog niet geheel klaar. Het zit op ongeveer 8 meter hoogte tegen de stam van een Italiaanse po pulier in het windscherm van de boomgaard. Ondanks ons toekijken bouwen de vogels rustig verder, ook in de na,midda,g. Zij camoufleren met korst mossen, die ze op ongeveer 150 meter afstand ha.len van een rij knotwil- genstammen. Tot 3 mei gaat alles goed. Daarna worden de dieren niet meer ge zien. Het nest blijft verlaten. Zouden ze op een of andere wijze vergif hebben binnengekregen? We moeten het antwoord op deze vraag schuldig blijven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1966 | | pagina 3