- 5 - Het is nu al weer "bijna een jaar geleden, dat ons onvergetelijk erelid, "de heer J.Vijverberg, overleed. Wij ontvingen van de heer A.B.Wigman te Ede een "In memoriam" dat wij gaarne in "Sterna,"' opnemen. IN MEMORIAM J. Vijverberg 1880 - 1965 Wanneer ik aan wijlen Vijverberg denk, zie ik hem meesttijds als een vrolijke, onbekommerde flierefluiter, die zingend door de duinen van het Schouwense gewest trok en genoeg had aan de vogels, het la,ndscha,p, de zon over de blinkerds van Haamstede en een blauwe lucht boven de Ooster- schelde. Ongetwijfeld zal deze blijmoedige man met zijn haast Franse zwier, esprit en artistieke stijl ook wel zorgen en beslommeringen hebben gekend, doch hij liet er nooit wat van merken in de meer dan een halve eeuw dat ik hem herhaaldelijk ontmoette en bij hem logeerde. Bij onze rondzwervingen door het groene en witte duin, langs slik en plas van het in 1954 ingepolderde maar nog steeds fraaie Dijkwater, de lage weidestreek, langs de zuidelijke dijk van het eiland, op de Eenden kooi van Ellemeet of zittend tegen de grazige glooiing der zeewering met het panorama, der Inlagen, praatte hij uren achtereen over de geschiedenis va,n Schouwen—Duiveland, de vogelrijkdom en - verscheidenheid, de folklore en het volkseigene. In alles toonde Vijverberg zich geïnteresseerd; hij bezat een uitne mend geheugen voor feiten, oude cultuur, vondsen in het veld en jaar tallen. Onder de wandeling of rustend tegen een vliedbergje kon hij lange gedichten reciteren van Bogaers, Tollens of Vondel, want daa.rin vond deze merkwaardige man altoos plezier; hij declameerde zonder ha,pering de hele Overwintering op Nova Zembla," en deed dit met een grappige pathos en zielroerende overdrijving. Niettemin legde hij voor de vogelwereld de meeste aandacht aan de dag. Toen hij haar een zestig a. zeventig jaar geleden begon te bestuderen, Was Schouwen uit ornithologische gezichtshoek een rijk land, dat door haar verschillende landschappen aan strand-, zwerf- en trekvogels on noemelijk veel mogelijkheden bood. In woord en beeld heeft Vijverberg daar van herhaaldelijk getuigd; een min of meer retrospectieve beschouwing verscheen als zijn laatste pennevrucht in het Zeeuws Tijdschrift, afl. 2, jaargang 1965, waarin we hem na 1958 vrij geregeld aantreffen. Hij voegde een briefje bij de copy, dat hij deze bijdrage gezien de financiële toe stand van genoemd orgaan, gratis wilde afstaan en de redactie schreef aan het slot "Zijn ereloon zij onze blijvende dank". Deze typisch autochtone man, hoofd der dorpsschool van Noordgouwe, ging de avifauna, van zijn geboortegrond zeer ter harte; hij was trouwens vrijv«el geheel lokaal georiënteerd. Met vaak gebrekkige hulpmiddelen, doch geschraagd door daaraan tegenovergestelde liefde, bestudeerde en fotogra feerde hij ha,ar schepselen op elk onbezet uur, dat hem ten deel viel. Er werd schertsend van hem gesproken als de fotograaf, die in zijn vrije tijd schoolmeester is! Naar mijn schatting zal Vijverberg omtrent 1918 met het in beeld bren gen van vogels zijn begonnen en ik zou hem nog net tot de Nederlandse pioniers van deze hobby willen rekenen. In Engeland was men ons ver voor; Richard Kearton wordt er als de baanbreker beschouwd. Hij bracht a.l in 1892 een zanglijsternest op de gevoelige plaat. Hier te lande waren het P.L.Steenhuizen en Richard Tepe, die tot de klassieke meesters behoren en later kwam Ad.Burdet, doch na.a,r ik meen, wa,s Vijverberg toen al bezig. Die we evenwel de nestor mogen heteh, weet ik niet; vermoedelijk Tepe. Toen ik in het voor ja,ar ven 1912 Schouwen bezocht, was daar in de Flaauwersinlaag onder Kerkwerve een paartje kleine zeemeeuwen (of Storm— meeuw) gesignaleerd en het was a.l gauw in Vijverberg' s camera gevangen. Dit was de eerste opna,me van L.canus en de maker toonde zich terecht zeer verheugd over dit succes, want. hij verkeerde toen nog echt in de aan de cepties zo rijke aanvangsjaren. Geruime tijd later - 1927 - trof hij tussen de zilvermeeuwen van de Domaniale Duinen de kleine mantelmeeuw aan, die eveneens een gewild foto- object vormde. Vóór de stormramp van 1953 broedde voorts de grauwe klauwier gaarne in de meidoorns langs de binnendijken van het eiland, waar hij werd geportretteerd, doch sindsdien komt hij er buiten het duingebied

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1966 | | pagina 5