5 - vogels werd aangetast voor cultuur-technische werkzaamheden.De heer lanis vroeg ook inlichtingen over de stand van grutto, torenvalk, geel- gors, fuut en dodaars. Mogelijk zou de jeugd hier nuttig werk kunnen ver richten met inventarisatie. Ook de stookolieslachtoffers onder de vogels werden nog "besproken. De voorzitter deelde mede, dat er maar weinig zeevogels konden worden gered. Een olievogel moet minstens 4 weken verwarmde en goede verzorging heb- "ben om een kans te maken. Na de pauze hield ons bestuurslid, de heer J.Viergever, een prachtige lezing met dials over het Schouwse vogelleven door de jaargetijden heen. RONDOM SLOT HAAMSTEDE Het slot Haamstede dateert uit de 12e eeuw, wellicht gebouwd door de laatste telg van het geslacht der Haamstede's, een in de 13e eeuw uit gestorven geslacht. Het slot kwam na, het uitsterven van dit geslacht aan de grafelijkheid te vervallen. Jan van Holland gaf het slot aan zijn bastaardbroeder Witte, die zich daarna Witte van Haamstede noemde. In 1525 raakte het slot in brand, toen men hier de vrede van Pavia vier de. Eerst in 1608 is men aan de herbouw begonnen en het is uitgebreid in 1679. In 1880 is het slot gerestaureerd. Van de oude bouw staan nog de kelders met tongewelf en de onderstukken van de twee torens. We gaan nu de slotlaan door, een laan met eikenbomen en daa.rtussen rho- dodendrons De fitis en de tjiftjaf laten zich hier volop horen. Deze leveren bij het herkennen nog al wat moeilijkheden op, zolang ze tenminste hun snaveltje dicht houden. De zang is hier echt beslissend, het voortdurend tjif-tjef van de tjif tjaf laat er geen twijfel over bestaan wie er zingt. Het liedje van de fitis begint heel optimistisch, terwijl het zacht en wat droevig eindigt. Verder heeft de tjiftjaf donkere pootjes en de fitis lichtgekleurde. We zien hier een hulststruik, hij heeft leerachtige bladeren, op een aan tal bladeren zitten bruine vlekken. Het bovenste vliesje kunnen we er af trekken en onder dit vliesje zien we een larfje. Een vliegje heeft een ei op dit blad gelegd. Het larfje, dat uit dat ei gekomen is, heeft zich door de bladhuid naar binnen gevre ten, waar het zich met een deel van het bladgroen heeft gevoed. Als het larf je volwa,ssen is, verpopt het zich en er komt na, enige tijd uit de pop weer een klein vliegje, dat op nieuwe hulstbladeren zijn eieren gaat leg gen. De hulststruik trekt in het bijzonder onze aandacht, wanneer hij prijkt met z'n rode bessen. Niet altijd zien we deze rode bessentooi. Hulst is n.l. tweehuizig en wel op deze bijzondere wijze, dat in de dus eigenlijk e.en- slachtige bloemen in de één meeldraden en in de andere de stampers on vruchtbaar zijn. Alle bloemen op dezelfde struik zijn echter gelijk, vandaar dus de tweehuizigheid. De bloheren zijn met een waslaagje bedekt, dit belemmert de verdamping en zij hebben dan ook geen periodieke bla.dval, zoals de meeste andere struiken wel hebben. Vele kruidachtige planten sterven helemaal af in het najaar, zij hebben echter zaad gevormd, dat de winter kan overleven, andere overwinteren b.v. als bol, knol of wortelstok. Door de periodieke bladval en het regelmatig afsterven van planten wordt een zgn. strooiseHaag gevormd. Deze biedt overwinteringsmogelijkheden voor een aantal dieren. Bovendien gaan er zich planten en dieren vestigen die meer of minder aan humus gebonden zijn, b.v. de regenworm en pa,ddestoelen. Hier staat een adderwortel, deze plant treffen we niet zo vaak aan, hij heeft een dikke wortelstok, de stengel is weinig of niet vertakt met dui delijke knopen. Hij heeft een roze bloeiwijze, cilindrisch van vorm en drie hoekige bladen. Weegbree zien we hier overa.l staan. In de aar van de weegbree worden de stampers het eerst rijp, daarna de meeldraden, zowel meeldraden als stam per steken ver buiten het bloempje. De ongelijktijdige rijpheid van meeldra den en stamper is een middel om zelfbe stuiving tegen te gaan. De kanarie doen we een groot plezier door een paar aartjes met zaad van de weegbree in de kooi te hangen. De weegbreebladen hadden ook hun taak in de volksgeneeskunde, ze werden wel gebruikt als compressen op zwerende wonden en op bijen- en wespensteken. Als we goed luisteren horen we een roodborstje, het zingt zijn hoogste lied.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1966 | | pagina 5