6 - kijker lukt dat wel. Dan zien we dat het duikers zijn; veel brilduikej maar ook toppers en kuif- en tafeleenden. Een heetje apart zwemmen een paar allerliefste nonnetjes; kleine eendjes, met een typische witte kuif en zwarte oogvlek. Voor ze duil maken ze een hups sprongetje;' steeds weer verdwijnen ze onder water. Nog verder zien we een paar andere zaaghekken, de middelste. Hun dul hele zwarte kuiven en scherpe, dunne snavels kenmerken deze prachtij vogels. Het zijn de viseters onder de eenden en ook hun duiken is pri tig om. te zien. Ze komen pas weer hoven op een plek waar men ze heli maal niet verwacht. Kijk, daar gaan ze weer. Ze springen onder water en terwijl we het watervlak a.fzoeken om ze op te zien duiken, zien we plotseling een gel met een lange, witte hals zwemmen. Het is een niet minder hekwaï duiker; de fuut. Neen, het kraagje aan de hals heeft hij nu niet en zijn kuif zoeken we tevergeefs, maar toch is hij gemakkelijk te herken vooral aan de lange hals. Zie je die kleine dodaarsjes lustig te keer gaan. Ze hehoren ook de futen en het zijn grappige, levendige vogels, die elk ogenblik de sprong maken en onder water verdwijnen, In de inlagen, tussen de mee: koeten zie je ze meer da,n hier, ma.ar we hoffen nu eenmaal, want kijk Wat zien we daar? Te groot voor eenden, te klein voor ganzen dohheren ze met lange zwarte hals diep in het water. Er is een klein wit vlekje aa.n de hals te zien. 0, maar dan is hi toch een gans. Ja, precies, de rotgans. Wat een troep. Zeker zestig. Ze zijn niet zo groot als de brand-, of rietgans en deze ziet men ook niet zo op het water. Die grazen 1 ver en da,a.r houdt de rotgans ook wel van, maar een zwempartij!je sla hij toch ook niet af, vooral niet als er wat zeegras te slobberen va Toevallig dat we die aantreffen. Alle da.gen zie je ze daar niet. Maar dat is ook niet nodig. Ook zonder die rotganzen is er in het Schelphoekga,t wel wat te zien. Nog te zien. Want U weet wat er in d krant stond; Schelphoek - werkhaven. En die vogelwereld dan? Waterstaat zal zeggen, dat het Schelphoekgat er vóór i953 ook ni was en dat het dus nu eveneens gemist kan worden. Die eenden moeten ergens anders heen. Ja, zo is het. Maar naar De Beer kunnen ze niet. Waterstaat zal zeggen dat het heel wat erger is, dat de hele mos en oestercultuur van Bruinisse en Ierseke ten offer moet vallen aan Deltaplan, maar dat er zulke grote belangen bij dit geweldige pro jee zijn betrokken (veiligheid, tegengaan verzouting), dat die offers no zakelijk zijn. Dat is hard voor de vissers. Hard is het ook voor de natuurminnaar, dat de Schelphoek moet ve: dwijnen als vogeloord. De bootjes van de Waterstaat, kampend met de golven, zijn mooi om zien. Maar in het Schelphoekgat? Liever de eenden! Ellemeet A.C.de Jonge.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1967 | | pagina 6