- 5 - IET VANGEN EN RINGEN VAN STELTLOPERS - iraakman, Westgeul, 6 oktober 1967? 21,30 uur. ien donkere sterren- en maanloze nacht met een lichte bries uit het zuidwes ten. Vanaf de weg lopen vier mannen met stokken, ijzers, touwen, netten en tooien in de richting van de plaats waar een smalle kreek uitmondt in een laterplas. fier vogelvangers, die de te vangen vogels zullen ringen en meten om ze laarna de vrijheid terug te geven, onder leiding van de heer Haak uit Hoek. Springtij; 7 oktober 1967? 04,30 uur. )e op de schorren der Westerschelde verblijvende vogels zullen tijdens het op tomende water hun heil zoeken in de voedselrijke kreken en geulen van het Sr aakmang e b i e d )uze vangplaats ligt dicht bij de zeedijk; vanuit het noorden gezien komen ichtereenvolgens de schorren, de zeedijk, de waterplas en de kreek waar wij sullen gaan vangen. De netten worden uitgezet. fier 18 meter lange netten worden over en in het water, dat in diepte vari eert van 20 tot 50 cm gespannen. Staande netten, vastgezet aan lange stok- 1 een, gespannen middels touwen aan ijzers, dwars op de trekrichting der vogels, fooraan - gezien de trekrichting - twee naast elkaar gespannen netten met sen totale lengte van 36 meter op middelhoogte. Hierachter het hoogste net, iat zodanig hoog gespannen is, dat men nog juist in de hoogste zak kan komen m vervolgens het laagst gespannen net op ongeveer 50 cm hoogte boven het »ateroppervlak. Aan deze netten bevinden zich drie draden, die in de lengterichting gespan- len zijn. Zij zijn de bevestigingspunten van de netten aan de palen en de onder ste twee hebben eveneens tot taak de zogenaamde zak te vormen. Dit gebeurt ioor het gewicht van de gevangen vogels zelf. Zij vliegen tegen het net, val- Len naar beneden en, omdat de draad die strak gespannen staat op nagenoeg lezelfde hoogte blijft, maar het net naar beneden gaat, wordt de zak gevormd, laarin de vogels gevangen zitten. Met kleine vogels echter gebeurt het regel- üatig dat "zij in het net verward raken en erin blijven hangen, zonder in de aak terecht te komen. Tussen het eerste en het tweede en tussen het tweede en het derde net wor- len in'het water houten lokvogels geplaatst. Toen we ter plaatse kwamen waren er niet veel vogels aanwezig. Enkele wa tersnippen (Capella gallinago) met hun hese raspende roep vlogen snel weg. 5en waterhoentje (Gallinula chloropus) liet zich even horen maar zweeg weer spoedig. De trek werd pas omstreeks 01,30 uur verwacht. Toen onze netten juist gespannen stonden, vloog er een grote vogel over mze hoofden en;streek een twintigtal meter van onze netten neer in de kreek. Iet was een blauwe reiger (Ardea cinerea). Wij zouden proberen deze vogel in onze netten te krijgen. De heer Haak zou een omtrekkende beweging maken en ie vogel proberen op te jagen in de richting van onze netten. Een vluchtende reiger blijft over het algemeen in het eerste stadium van zijn vlucht vrij Laag boven het water vliegen, zodat we inderdaad wel een kansje maakten, fóór de heer Haak echter met zijn omtrekkende beweging kla,ar was ging de rei ger al np de vlucht, evenwel in de verkeerde richting. Omstreeks 01,30 uur hoorden wij de- eenden hoog over onze netten komen, iet vangen van een eend in zodanig gespannen netten is een zeldzaamheid. De eenden waren de eersten die vluchtten voor het opkomende water. Even Later verschenen de eerste steltlopers en de eerste ruiter vloog omstreeks 0145 uur in onze netten. Het verwijderen van voornamelijk de kleinere soorten zoals steenloper er- strandlopertjes leverde soms wel eens moeilijkheden op, omdat deze zich vrij ifeel verwarden in de netten. Mogelijk was een feit dat hieraan meehielp wel i le vrij sterke wind, die in de loop van de nacht was aangewakkerd, terwijl, ia een korte periode van sterr'engef lonkerde hemel weer betrokken was. Als laatste steltlopers verschijnen de scholeksters ten tonele; dit gebeur de omstreeks 03,30 uur. Vele tientallen, misschien wel honderden vlogen in ïompacte massa's over onze netten heen. De vogels werden naar onze netten gelokt door middel van fluiten. Hier- ioor werden ze zover aangetrokken dat zij de lokvogels konden zien. Indien sij dan hierbij neer wilden strijken, kwamen zij in onze netten terecht. Enkele nisten echter de netten en deze zag men dan rondlopen tussen de houten vogels Bij de grote steltlopers viel het op, dat de gevangen scholekster, in tegen" stelling tot de wulp, zeer kalm was, zowel bij het verwijderen uit de netten sachet gevangen houden, als bij het ringen, waarover later. ^en gedeelte van de gevangen wulpen zat in een mand, terwijl de overige "ulpen, waaronder een regenwulp (Numenius phaeopus), in een ter plaatse lanwezige schuilhut waren gezet. Ook scholeksters waren in deze schuilhut ^plaatst. Bij het inbrengen van de lao.tstgenoemden moest men er rekening an

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1968 | | pagina 5