Andere waarnemingen; 7 juli een grauwe kiekendief en een torenvalk in 't Zeepe. 12 juli een grauwe kiekendief met jongen in Verklikkerduinen. 14 juli. een klapekster in domaniale duinen. 23 augs. een slechtvalk in domaniale duinen. 23 augs. een Buizerd, een torenvalk en een Blauwe kiekendief in Dom. duinen. 31 augs. een'grote jager (2 ex.) op de in aanleg zijnde Brouwersdam. Op die plaats tevens waa.rgenomen 3 blauwe reigers. ZEEKOOL OP SCHOUWEN Binnenkort verschijnt in het tijdschrift Gorteria een tweetal artikelen over zeekool (Crambe maritima), waarin Schouwen een niet onbelangrijke rol vervult. Dit alleen is al een reden om in Sterna enige aandacht te besteden aan deze in Nederland uiterst zeldzaam voorkomende plantesoort. Zeekool is een crucifeer - zoals het herderstasje, de pinksterbloem en het koolzaad, om maar eens enkele van zijn familieleden te noemen - en is dus gekenmerkt door het bezit van twee kransen meeldraden, waarvan de binnenste uit vier-lange en de buitenste uit slechts twee korte meeldraden bestaan. Om een crucifeer als zodanig te herkennen, kijken we echter meestal naar een ander kenmerk; het bezit van hauwen of hauwtjes, de karakteristie ke vruchten, die langgerekt kunnen zijn (hauwen) of bijna even breed als lang (hauwtjes). Dit laatste is het geval bij de zeekool, die in rijpe toestand bolronde, ca. 1 cm grote hauwtjes bezit. Het meest karakteristieke voor de zeekool is de plaats, waar wij hem kunnen aantreffen; op het strand en dan het liefst in de aanspoelsel- strook tegen de duinvoet en op of langs de dijk in een vloedmerk. Merkwaar dig is, dat de enige plant met duidelijke bloemen, die wij ook wel op het strand kunnen aantreffen, eveneens tot de cruciferen behoort, nl. de zeeraket (Cakile maritima). De zeeraket heeft echter hauwen, die boven dien tweeledig zijn. Daar de zeekool meestal niet bloeiend en zonder vruchten wordt aangetroffen, doen we er goed aan op een ander verschil te letten; de onderste bladen van de zeeraket zijn betrekkelijk klein, tot 10 cm lang, vlezig en meestal diep ingesneden, terwijl de eveneens diep ingesneden, vlezige onderste bladen van de zeekool een lengte van 30 - 60 cm kunnen bereiken. De eerste vondst van deze Europese plant, die voorkomt langs de At lantische kusten van Noordwest-SpanjeFrankrijk en Groot-Brittannië tot aan de Oostzeekust in Zuid-Finland, werd in Nederland gedaan op Schouwen. Tijdens een N.J.N.-kamp in juli 1935 vond W.G.van der Kloot een exemplaar bij Renesse op een duintje achter de buitenste duinenrij, dus juist niet op de plaats, waar de plant meestal wordt aangetroffen. Eerst in 1959 werd op Walcheren een tweede exemplaar verzameld. Sindsdien is de zee kool nog 10 maal uitsluitend in het deltagebied gevonden, waarvan 3 maal op Schouwen; in september 1960 door J.Viergever op het strand van Westen- schouwen, in juni 1966 door mevr.W.C,G.Helder - de Kloet bij de Plompe Toren van Koudekerke en in juli 1967 door J.Viergever en J.Mennema op de duinvoet bij het Koepeltje van ScharendijkeHet zal niet vaak voorkomen, dat wij kunnen zeggen; één derde van alle Nederlandse vondsten van een plantesoort is gedaan op het eiland Schouwen! Waar de vruchten, die in het deltagebied aanspoelen, uiteindelijk van daan komen, is niet met zekerheid te zeggen. De wind kan de bolronde hauwtjes gemakkelijk over de stranden van de Bretonse en Zuidengelse kusten in zee blazen. Door de typische bouw van de vruchtwand met zijn verhoute cellen, die bij de rijpe vrucht met lucht zijn gevuld, kunnen de vruchten vier weken lang blijven drijven alvorens tot zinken te komen. Als we bedenken, dat één enkele plant 20 h. 30.000 vruchten kan voort brengen, dan is de kans ruimschoots aanwezig, dat bij bepaalde windrich tingen enkele hiervan onze kust bereikten. Dat wil echter nog niet zeggen, dat de vruchten hier op elke plaats ook tot ontkieming zullen komen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Sterna | 1968 | | pagina 5