- 12 -
DB ZILVBPJiEEUlfEMOLOHIE
Elk jaar weer en ook dit jaar "brachten enkele duizenden mensen
een "bezoek aan de zilvermeeuwenkolonie van de Domeinen. Ze konden dan
genieten van de honderden luid gakkerende en kliauwende sneeuwwit en
zilvergrijze vogels, hun eieren en hun jongen. Wat zij echter niet of
in geringe mate te zien kregen was het werkelijke leven in de kolonie.
Eet koloniale leven begint in de "soos" - de plaats waar de vrij-
gezellenklub in de broedtijd bijeenkomt - waar het vrouwtje het manne
tje het hof begint te maken. Met ingetrokken hals loopt ze zacht kli-
auwend om hem heen en indien deze dan niet zonodig ruzie moet maken
met een buur van het mannelijk geslacht, begint hij met "strootje hap
pen", een gedraging die we later bij de verdediging van het broedter-
rein terugvinden. Het liefdesspel in de soos wordt voortgezet met het
"kuiltje draaien", waaraan beide partners deelnemen. Wanneer het paar
de soos verlaten heeft gaan deze handelingen voort en in één van de
dan gedraaide kuiltjes zal later het nest worden gemaakt. Een derde
verlovingstijdgedraging is de "voerbeweging".Het mannetje braakt hier
bij een halfverteerde voedselbrok uit, die het wijfje uit zijn wijd ge
sperde bek pikt. Dit komen we later weer tegen bij het voeren der jon
gen. Ook dan zal dit gedrag het gevolg zijn van een bepaalde prikkel,
namelijk het pikken van het jong naar de.;
rode vlek op de ondersnavel der ouder
vogel. De rode vlek is op zijn beurt"
weer de prikkel voor het jong om te
pikken. Dat dit geen kwestie van in
zicht is blijkt o.a. uit het volgende:
Op één van de ekskursies in de kolonie
had ik in de groep enkele kinderen.
Toen we een jonge meeuw gevonden hadden
wilden ze dit beestje even aaien. Dit
gebeurde zonder problemen tot een klein
meisje ook moed vatte en langzaam haar
handje uitstak naar het kleine donzige
balletje. Groot was haar schrik toen
het meeuwtje plotseling pikte. Toen ik
haar nagels bekeek was het echter niet
verwonderlijk meer dat het diertje pikte
want ze had deze knalrood gemaakt.
Dat niet alleen de kleur, maar ook het kontrast een grote rol speelt
kan men aantonen door op een witte snavel een zwarte punt te plaatsen.
Het pikken vindt ook dan plaats, en wel naar die zwarte punt. Tevens
is bij onderzoekingen gebleken dat ook de vorm een belangrijke rol
speelt bij de pikbeweging. Een dunne snavel gaf een groter aantal pik
ken dan een dikke. Het maken van een "supernormale snavel" was het
gevolg van deze kennis. Een dun rood stokje met witte ringen ging
fungeren als proefvoorwerp met het resultaat: een kwart meer pikken
op de imitatiesnavel vergeleken bij de 3Chte meeuwesnavel. Een ander
voorbeeld van de aantrekkeliiVheid van supernormaliteit kreeg men toen
men een zilvermeeuw de keuze liet tussen het eigen ei en een ei dat
twintig maal zo groot was. De meeuw koos het grote ei,waar hij natuur
lijk nooit op kon gaan broeden.
In de natuur vinden we de supernormaliteit terug bij het voeren van
een koekoeksjong. Voedsel te mogen duwen in zo'n grote fel gekleurde
wijd gesperde bek is een belevenis, die de pleegouders het broedsei-
zoen tot een feest doet maken.
Terug in de zilvermeeuwenkolonie zien we vanuit de schuiltent dat er