Bmdseizoen19
Aan het hroedseizoen 1970 kunnen we met gemengde gevoelens terugden
ken. Toen eind maart de weersomstandigheden wat meer aan de lente deden
denken, keerden diverse van onze broedvogels terug uit hun winterkwartie
ren. Helaas duurde deze wat warmere periode slechts kort, met het gevolg
dat we op 2 april tijdens hevige sneeuwbuien al vogels broedend aan konden
treffen; zo telden we in de Zoute Haert reeds vijf kieviten en in Noord-
gouwe trotseerde een broedende houtduif het hernieuwde gewinter.
Na deze laatste winterse stuiptrekkingen brak een voor de vogels vrij
gunstige warme en droge tijd aan, die de gehele maand mei en juni omvatte.
Al onze zomervogels keerden nu vrij snel achter elkaar terug en een ieder
koos zijn territorium. Van kievit, wilde eend, merel, zang- en grote lijs
ter waren al zeer vroeg de jongen te bewonderen. Ben heel vlugge vogel was
een koolmees waarvan de heer Jonker te Haamstede op 19 maart in een nest
kastje reeds een volledig legsel kon bewonderen.
Het droge seizoen was voor patrijzen en fazanten uitstekend terwijl
diverse steltlopers met de watervoorziening wat moeilijkheden hadden.
Vogels die we ook dit jaar weer moesten missen waren:
de grote stern: Na nieuwe hoop in de vorm van een broedgeval vorig jaar
in de Weversinlaag, konden dit jaar geen legsels worden waargenomen zoals
ook het geval was in 1968, '67 en '66. In 1965 kon nog gesproken worden
van de vestiging van een kleine kolonie in de Weversinlaag.
de kiekendieven: 1965 was het laatste kiekendievenjaarwaarin de bruine
en grauwe kiekendief broedend in onze duinen kon worden aangetroffen. In
1966 was de bruine verdwenen en werd van de grauwe alleen het mannetje le
vend aangetroffen. Sindsdien mochten we de kiekendieven niet meer tot on
ze broedvogels rekenen.
de dwergstern: 1967 was het jaar waarin de dwergstern nog in zeer gering
aantal in de Ouwerkerkse inlaag broedend voorkwam. 1968 en '69 waren ja
ren zonder dwergstern en ook dit jaar zijn geen broedgevallen waargenomen.
Over Ouwerkerk waren echter regelmatig met voer in de bek vliegende dwerg
sterns waar te nemen. Zij gingen in de richting Oosterland, zodat de moge
lijkheid aanwezig is dat ze daar gebroed hebben.(de Bleijker). Op 9 augus
tus werden in Dijkwater vier oude dwergsterns en vier vliegvlugge juvenie
le sterns gezien. He jongen werden gevoerd met in het Dijkwater gevangen
vis. (red.
de zomertaling: die vorig jaar broedde aan de noordzijde van ons eiland
moesten we dit jaar weer missen.
Verheugende broedgevallen werden echter vermeld van fuut, dodaars, rouw-
kwikstaart, barmsijs en boomkruiper, In het volgende overzicht zullen en
kele gebieden en soorten kwantitatief behandeld worden.
DUKWATER - Sirjansland (Opgave Janse - tellingen v.d.Berge)
In vergelijking met 1969 gaf dit gebied een verheugende vooruitgang
te zien van o.a. kluut (40$) scholekster (20$) en kievit (10$). Winterta
lingen ontbraken, terwijl van de slobeend slechts 1 broedgeval werd vast
gesteld. Het aantal kokmeeuwen bleef nagenoeg constant maar de broedpopu-
latie verlegde zich van het vogeleiland naar een kunstmatig eiland in het
overige gebied, en wel zodanig dat beide populaties ongeveer gelijk waren.
Bontbekplevier
4
Kluut
33
Slobeend
1
Grutto
1
Kokmeeuw
s 430
Strandplevier
1
Kievit
31
Meerkoet -
24
Tureluur
7
Kleine plevier
1
Scholekster
18
Waterhoen
11
Wilde eend
34